Is radioactief afval, dat honderdduizenden jaren blijft stralen, in Nederland veilig op te bergen in een ondergrondse kleilaag? Van 2011 tot 2019 heeft COVRA laten nagaan of met zo'n ondergrondse eindberging radioactieve straling in het leefmilieu onder de toegestane dosis zou blijven. Hiervoor werden wiskundige modellen gebruikt. Peter Löhnberg, specialist in het ontwikkelen van zulke modellen op basis van experimenten, verbaasde zich over de manier waarop COVRA dit onderzoek heeft laten verrichten en over de publiciteit dat volgens het gedane onderzoek, een eindberging veilig zou zijn. Löhnberg schreef naar aanleiding van zijn kritiek op het onderzoeksprogramma een boek. Precies deze week presenteert COVRA in een online seminar het volgende onderzoeksprogramma.
Woensdag presenteert COVRA in een online seminar een nieuw onderzoeksprogramma naar eindberging van radioactief afval. Bij voorbaat een valse start, want COVRA is al tweeënhalf jaar in het geheim dit onderzoeksprogramma aan het voorbereiden. Geheim want COVRA vindt blijkbaar dat maatschappelijke- en milieuorganisaties zich er niet mee mogen bemoeien.
Vorig voorjaar heeft Laka COVRA naar de plannen gevraagd, en nul op het rekest gekregen.
Laka meent dat het publiek recht heeft om in een vroeg stadium betrokken te worden bij het maken van plannen over kernafval. Daarom heeft Laka afgelopen najaar een rechtszaak tegen Covra aangespannen. Mede door corona wachten we nu al een jaar op de zitting.
U kunt nog steeds een donatie doen voor Laka's rechtszaak tegen COVRA.
In zijn onlangs gepubliceerde boek ‘Radioactief afval - waar laten we het?’ beschrijft Peter Löhnberg het Nederlandse beleid voor de eindberging van radioactief afval en hoe een eindberging zou moeten worden ontworpen. Hij zet uiteen waarom bij het eerder verrichte onderzoek de veiligheid niet is aangetoond. Ten slotte gaat hij in op wat er nodig is om te komen tot een optimale eindberging van ons kernafval.
Hieronder de belangrijkste aanbevelingen uit het boek:
-
- Bij het laatste zevenjarige eindbergingsonderzoek is nagegaan of een bepaalde centrale eindberging van al het Nederlandse radioactieve afval tot 2033 in klei veilig was. Daarbij werd geen rekening gehouden met alle mogelijke waarden van de eigenschappen van o.a. klei en bovenlaag. Daardoor is de veiligheid niet aangetoond, wat is bevestigd door de verantwoordelijke staatssecretaris. Daarom dient het vervolgonderzoek zich te richten op het vinden van de minst onveilige eindberging.
- Omdat de COVRA en daardoor de pers publiceerden dat die eindberging wèl veilig zou zijn, dient het niet aangetoond zijn van de veiligheid snel breed gecommuniceerd te worden.
- Omdat het niet geloofwaardig is dat het onderzoek naar de veiligheid werd gecoördineerd door de COVRA met als taak de berging van radioactief afval en georganiseerd door de NRG die zelf radioactief afval produceert, dient het vervolgonderzoek gecoördineerd en georganiseerd te worden door een onafhankelijke overheidsorganisatie, bijvoorbeeld onder het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
- Omdat de straling in het leefmilieu evenredig is met de hoeveelheid radioactief afval, dient de productie van nieuw radioactief afval geminimaliseerd te worden totdat via nader onderzoek is vastgesteld wat de stralingsgevolgen zouden zijn van dat extra afval. Dit betekent vooral het zo spoedig mogelijk sluiten van kerncentrale Borssele en het niet toestaan van de bouw van nieuwe kernreactoren.
- Omdat niet is aangetoond dat de eindberging van al het Nederlandse radioactieve afval veilig mogelijk is in een centrale berging en wegens de bovengenoemde evenredigheid van de straling in het leefmilieu boven de berging met de hoeveelheid eronder opgeslagen afval, dient het afval verdeeld te worden over een aantal bergingen op zo groot mogelijke afstand van elkaar en van buitenlandse bergingen.
‘Radioactief afval – Waar laten we het?’ door Peter Löhnberg, nu te koop in de boekhandel en online te bestellen.