Vorig jaar bleek dat Urenco op zoek is naar een nieuwe bedrijfsstrategie gebaseerd op een kleinere vraag naar verrijkt uranium en een lagere prijs voor het verrijken. Te weinig kerncentrales en te veel verrijkingscapaciteit, noemden we dat. Een grafiek over de prijsontwikkeling in 2017 van de prijs voor het verrijken van uranium maakt alles een stuk duidelijker. En de vooruitzichten voor de verrijkingsindustrie zijn niet florissant te noemen.
Die nieuwe bedrijfsstrategie voor Urenco is nodig omdat de prijs van verrijken enorm gedaald is.
De arbeid die nodig is om uranium te verrijken wordt uitgedrukt in SWU (‘separative work units’). Er is ongeveer 140 ton scheidingsarbeid per jaar (tSWUy) nodig om het uranium te verrijken voor een 1000 MW kerncentrale. De prijs van een SWU was begin 2017 nog steeds ongeveer $48, maar zakte gedurende het jaar met ruim 20 procent en eind december was de prijs $38 per SWU. Dat is historisch laag.
De prijs per SWU schommelde tussen 1995 en 2005 rond de $100 per SWU. Toen steeg de prijs naar $160 per SWU (zie de grafiek) en besloot Urenco Almelo nog maar eens haar capaciteit uit te breiden. Men kreeg die vergunning voor uitbreiding naar 6.200 ton SWU op 28 oktober 2011, maar in maart 2011 was ondertussen Fukushima gebeurd. Die vergunde uitbreiding heeft ook maar zeer ten dele plaatsgevonden: de capaciteit is nu 5.400 tSWU.
Een andere reden om te denken dat de bodem nog lang niet bereikt is, is de sluiting in november van de enige Amerikaanse UF6 conversiefabriek. Om te kunnen worden verrijkt moet uraniumoxide eerst omgezet worden in uraniumhexafluoride (UF6). Ook worden uraniummijnen gesloten, de lage uraniumprijs zorgt er voor dat grote mijnbouw bedrijven verlies leiden en zelfs failliet gaan.
Gezien de constatering dat de capaciteit van kernenergie wereldwijd niet groeit, eerder kleiner wordt – de capaciteit is nu ongeveer even groot als eind jaren’90- is een snelle verbetering van de SWU-prijs – en dus van de vooruitzichten van Urenco- niet te verwachten.