Het wordt een beetje eentonig, maar opnieuw wordt er een vergunning verleend voor nucleaire transporten onder een ‘speciale regeling’: dus voor een niet-gecertificeerde transportcontainer. Het gaat deze keer om “bestraalde hoogverrijkte uranium targets” van NRG naar het Nationaal Instituut voor Radioelementen (IRE) in Fleurus, België. De in de HFR bestraalde targets “zijn van belang voor de productie van Molybdeen-99.” En dat Molybdeen-99 is de meest gebruikte grondstof voor de diagnostiek in de nucleaire geneeskunde. Volgens de mededeling van de ANVS over de verleende vergunning treedt het besluit “overeenkomstig artikel 20.5 van de Wet milieubeheer terstond in werking.” Het is de zoveelste vergunning met een ‘speciale regeling’: het nieuwe gedoogbeleid.
“Het ontbreken van een goedgekeurd certificaat voor de verpakking maakt het noodzakelijk een vergunning voor het vervoer op grond van een speciale regeling te verlenen teneinde het tijdig en doorlopend aanleveren van bestraalde targets aan IRE te kunnen garanderen.”
Je begint je toch wel af te vragen hoe die planning daar gaat en of ze helemaal niet meer verder kijken dan pakweg twee weken? Het zijn toch geen éénmalige en heel bijzondere transporten? Een vorige vergunning (van bestraalde targets van IRE naar Petten) uit 2014 was ook al met een ‘speciale regeling’.
Want waarom dat lastige en dure traject van certificering nog doorlopen als aanvragen voor transporten met niet-gecertificeerde containers door de ANVS toch wel gehonoreerd worden?
Gedoogbeleid
In de jaren 80 en 90 bestond er in Nederland een praktijk van het ‘bevoegd gezag’ om een gedoogvergunning af te geven aan een nucleaire installatie als er geen geldige vergunning (meer) was, bijvoorbeeld na vernietiging van de vergunning door de Raad van State (zie hier. Maar het begrip ‘gedogen’ is niet meer zo populair in de ’nieuwe politieke werkelijkheid’, daarom noemt men het niet meer zo.
Maar in feite zijn dit natuurlijk ook gewoon gedoogvergunningen.