Publicatie Laka-bibliotheek:
Evaluatie MER Gebruik van Mixed-Oxide splijtstof in de Kerncentrale Borssele
Auteur | Arcadis |
1-01-8-23-36.pdf | |
Datum | mei 2017 |
Classificatie | 1.01.8.23/36 (BORSSELE I - VERGUNNINGEN, BEZWAREN & PROCEDURES) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
1 INLEIDING 1.1 Achtergrond De N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) exploiteert in Borssele de kernenergie- centrale Borssele (KCB) met een elektrisch vermogen van 512 MW. EPZ is voornemens om de KCB te bedrijven tot en met december 2033. Naast programma’s om de nucleaire veiligheid op het hoogste peil te handhaven ontwikkelt EPZ-activiteiten om te anticiperen op ontwikkelingen in de markt voor nucleaire splijtstoffen om de bedrijfseconomie van de KCB optimaal te houden. Zoals in het MER beschreven gaf een economische inventarisatie van EPZ aan dat de belangrijkste mogelijkheden tot kostenbeheersing moeten worden gezocht in de aanschaf van splijtstof en de verwerking van gebruikte splijtstof. De conclusie van de inventarisatie was dat er twee interessante mogelijkheden zijn om de splijtstofkosten te beheersen: 1. toepassing van mengoxide (MOX), een mengsel van plutonium en uranium, waarbij het plutonium uit eerder gebruikte splijtstof wordt ingezet; 2. toepassing van gecompenseerd verrijkt gerecycled uranium (c-ERU), waarbij uranium uit gebruikte splijtstof wordt benut. EPZ heeft de kosten van MOX-inzet afgewogen tegen die voor uraniumerts, verrijkingsarbeid en verwerkingskosten. De uitkomst van deze afweging heeft tot de conclusie geleid dat het voor EPZ aantrekkelijk is om MOX-splijtstof toe te passen (EPZ a, 2010). In 2010 heeft EPZ vervolgens een aanvraag tot wijziging van de kernenergiewetvergunning betreffende Brandstofdiversificatie gedaan. Deze aanvraag werd ondersteund door het daarvoor verplichte Milieueffectenrapport MER Brandstofdiversificatie (EPZ b, 2010), hierna genoemd het MER. In 2011 heeft de minister van Economische Zaken de vergunning voor de brandstofdiversificatie verleend.