Het gisteren gepresenteerde onderzoek naar de eindberging van radioactief afval heeft berekend dat een eindberging 2,05 miljard euro gaat kosten. Volgens dat onderzoek is zo'n eindberging overal in Nederland in diepe geologische formaties mogelijk. Acceptatie en maatschappelijke betrokkenheid is nog een probleem. Eindberging is echter pas voorzien in het jaar 2130 en dit was slechts één van de vele onderzoeken die nog zullen volgen om 100 jaar te overbruggen. Toch lijkt die lange periode niet langer in graniet gebeiteld.
OPERA (Onderzoeksprogramma Eindberging Radioactief Afval) heeft 7 jaar geduurd en 10 miljoen euro gekost, dat betaald is door nucleaire toezichthouder ANVS (het Rijk) en de nucleaire sector (voornamelijk EPZ, exploitant van kerncentrale Borssele). In de brief aan de Tweede Kamer zegt de staatssecretaris het nog een keer: besluitvorming is niet voorzien vóór 2100 en een eindberging niet voor 2130. Als dat echt zo blijft zal de relevantie van dit onderzoek niet heel groot blijken en zal het nog een paar keer over gedaan worden. Wat moet je anders in die 100 jaar om aan te tonen dat Nederland concrete stappen zet in de richting van een eindberging: een eis van de Europese Commissie.
Laka vindt dat onderzoek geen 'concrete stappen' zijn en vindt, maar niet alleen daarom, dat er veel eerder een eindberging moet komen. Honderd jaar wachten is onverantwoord en onethisch. Met het argument dat “de wetenschap in ontwikkeling is” en misschien over 40 of 70 jaar veel betere manieren heeft ontwikkeld om om te gaan met radioactief afval, komt er nooit een eindberging want: dat argument gaat over 100 jaar ook nog op. Het argument dat er te weinig radioactief afval is om nu al een eindberging te realiseren, is een omkering van de verantwoordelijkheid en betekent dat de bedrijven te weinig hebben betaald voor opslag en eindberging van het door hun geproduceerde afval. En het argument dat we nog moeten sparen voor voldoende geld voor de eindberging betekent het zelfde: er is door de afvalproducenten te weinig betaald.
De stelligheid waarmee de Covra in haar persbericht stelt dat ondergrondse berging mogelijk is in Nederland leest als of het geschreven is in de jaren '70: geen enkele twijfel, geen onzekerheden. Het is mogelijk in Boomse Klei en overigens ook (in de in OPERA niet eens onderzochte) Ieperse Klei en steenzoutformaties. Covra benadrukt steeds dat het onderzoek niet gaat over locatiekeuzes: het is ook niet het voorsorteren op een bepaalde regio, want klei zit in heel Nederland.
En, volgens OPERA, hoeven we ook niet alleen te kijken naar Nederland. Want wat is het belang van landsgrenzen in een periode van 10.000 jaar? Nederland is een van de promotors voor internationale samenwerking bij het realiseren van een eindberging, en de Covra is daar al heel actief in. Tussen de regels door lijkt het ook duidelijk: we hopen op een internationale opslag, en we gaan hier in Nederland niks vastleggen en er zo lang mogelijk over doen om tot iets concreets te komen, in de hoop dat er ergens anders een mogelijkheid komt het radioactief afval op te bergen.
Kwartiermaker en draagvlak
De gehele route naar eindberging is beschreven in het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. In dat Nationaal Programma wordt ook een klankbordgroep aangekondigd. De kwartiermaker die aangesteld is “om onderzoek te doen naar de samenstelling, inrichting en agenda voor de klankbordgroep rond eindberging is in de eindfase van zijn onderzoek”. Het concept-eindrapport van kwartiermaker Jan-Paul van Soest is ongeveer gereed en zal later dit kwartaal aan de ANVS aangeboden worden.
Het ontbreken van maatschappelijk draagvlak wordt wel als een probleem gezien, zo ook het ontbreken van maatschappelijk betrokkenheid. Acceptatie van een eindberging moet er komen door kernenergie buiten de discussie te plaatsen “want het afval is er nu eenmaal”. Impliciet, en soms ook behoorlijk expliciet, werd duidelijk gemaakt dat het natuurlijk ook niet helpt als provincies en gemeentes zich uitspreken tegen ondergrondse berging van radioactief afval. Hoe je interesse voor en debat over een beslissing die over 100 jaar genomen gaat wordt krijgt is één van de dingen die de Kwartiermaker moet onderzoeken.
Die termijn van 100 jaar wachten stond dan ook behoorlijk ter discussie op de middagbijeenkomsten. Dagvoorzitter Brenninkmeijer hield tijdens de afsluiting een kleine steekproef over of een eindberging eerder mogelijk zou zijn. Het ging snel maar een grote groep (de helft?) stak de hand op. Op de vraag wie overtuigd was dat we dat pas over 100 jaar een eindberging kunnen realiseren, staken veel minder mensen de hand op. Een teken dat er iets begint te schuiven?