Gisteren, zondag 18 januari, was er op het veelbesproken PvdA-congres ook een motie over de verkoop van Urenco: Nederlands deel Urenco niet verkopen was de titel ervan. Het was een motie tegen de privatisering van het Nederlandse deel van het uraniumverrijkingsconglomeraat en “te overwegen het Duitse deel van Urenco over te nemen als dat zou worden afgestoten”. En wel omdat voor verrijken de hoogste norm van veiligheid moet gelden en dat voor “private partijen vaak overwegingen van winst en verlies zwaarder wegen dan die van veiligheid”. Bijkomende reden is dat er wel meer verzelfstandigd is waar we spijt van hebben gekregen.
Onder de motie had het partijbestuur vast het “preadvies: afwijzen” toegevoegd. Dat gebeurde dan ook. Het congres stemde in meerderheid tegen de motie en ging dus mee met minister van Financiën Dijsselbloem die het Nederlandse deel van Urenco graag wil verkopen.
Urenco is eigendom van de Nederlandse en Britse staat en de Duitse bedrijven RWE en Eon. Het heeft verrijkingsfabrieken in die drie landen (Capenhurst, Gronau en Almelo) en in de VS. Met een marktaandeel van ongeveer 30 % is het, na het Russische Tenex, de tweede speler op de verrijkingsmarkt.
Hoever het opschiet met het vinden van potentiële verkopers is onduidelijk. Eind vorig jaar is er gevraagd om een indicatieve prijs, maar of er veel animo was is niet bekend.
Het is ook mogelijk dat de hele bedrijf naar de beurs gaat, een voorbereidende stap is daarvoor in werking gezet. Verwachting is dat na de verkiezingen in Engeland (die haar deel ook wil privatiseren) meer bekend zal worden.