Staatssecretaris publiceert nieuwe Borssele Bechmark

In juni 2006 sloten het ministerie van VROM en o.a. EPZ als exploitant van kerncentrale Borssele het Borssele Convenant. Borssele mocht open blijven tot 2034 onder een aantal voorwaarden, waaronder de eis dat de kerncentrale bij de 25% veiligste kerncentrales van de EU, VS en Canada bleef horen. De samenstelling van de Benchmark Commissie die dat vast moest stellen kwam pas in 2008 rond en was ook een beetje als de slager die zijn eigen vlees keurt. De eerste benchmark kwam dan pas vijf jaar later, in 2013. Toen was de vergunning voor langer openblijven van de kerncentrale al lang afgegeven. De derde benchmark had vorig jaar moeten verschijnen. Maar nu pas, vlak voor de paasvakantie, is het gepubliceerd.

Het derde rapport van de van de in 2008 ingestelde Borssele Benchmark Commissie had uiterlijk september 2023 moeten verschijnen. Dat gebeurde niet. Pas vorige week, op 28 maart, vlak voor de paasvakantie, verscheen het rapport, wel gedateerd op november 2023. En, u verwacht het niet, KCB behoort weer tot de top 25%. Volgens de commissie dus. Er zijn genoeg redenen om er niet heel veel waarde aan te hechten, maar als we een keer tijd over hebben kijken we er nog naar.

De Borssele Benchmark Commissie (BBC) werd eind 2008 ingesteld en stelde na vijf jaar onderzoek in 2013 dat “[h]et rangschikken van de veiligheid van de installaties […] een moeilijke, zo niet onmogelijke, opgave [is]”, om vervolgens in dezelfde adem unaniem te concluderen dat Borssele “overtuigend behoort tot de groep van 25% veiligste watergekoelde en watergemodereerde reactoren in de EU, VS en Canada”. Helaas kon die conclusie niet geverifieerd worden omdat de Commissie "op basis van vertrouwelijkheid" toegang had tot "prestatie-indicatoren".

Kerncentrale Doel voldoet niet aan Nederlandse veiligheidseisen
Laka deed in 2016 een eigen Benchmark van de aan de Nederlandse grens liggende Belgische reactoren Doel 1 en 2, gebruik makend van de methodologie van de benchmark van Borssele. Daaruit bleek dat beide kernreactoren niet behoren tot de 25% veiligste kerncentrales van Europa, de VS en Canada. Indien deze reactoren in Nederland hadden gelegen, zouden ze dan ook gesloten moeten worden. Conclusie: “Het is raar dat Nederland van kerncentrale Borssele eist dat het bij de top-25% zit, om vervolgens geen probleem te hebben met Doel-1 en Doel-2 – qua veiligheid hoogstens middenmoters – pal aan de Nederlandse grens.

Als reactie op dit rapport stelde Laka dat uit cijfers van het Internationaal Atoomenergie Agentschap bleek dat Borssele bij een belangrijke indicator voor veiligheid middelmatig scoort. En dat al een aantal jaren achter elkaar. Een betrouwbare indicator voor veiligheid is de duur die een kerncentrale ongepland buiten bedrijf is, de zogeheten UCL: unplanned capability loss. Uit cijfers van het IAEA blijkt dat Borssele in 2013 al een aantal jaren boven het gemiddelde zat. Uit die cijfers maakte Laka op dat in 2012 zelfs 177 (van de 273) reactoren een lagere, veiligere, score dan kerncentrale Borssele op de UCL-factor hadden. “Het is op z'n minst vreemd dat de minister de conclusies van de commissie onderschrijft terwijl op een duidelijke en concrete ranglijst van het IAEA de kerncentrale Borssele het bepaald niet goed doet en zeker niet bij de 25% top reactoren behoort”, concludeerde Laka toen. Minister Kamp antwoordde dat de “[de BBC] de UCL factor niet als relevante factor voor de benchmark [heeft] gebruikt.” Maar onduidelijk bleef waarom de UCL‑factor niet, maar andere factoren wel, zijn gebruikt bij de evaluatie van de veiligheid van de kerncentrale, noch hoe de gebruikte factoren onderling zijn gewogen.

De tweede benchmark werd vlak voor het kerstreces in 2018 gepubliceerd. Te laat want dat had uiterlijk 30 september moeten gebeuren. Omdat na 30 september onbekend was of Borssele nog aan die voorwaarde voldeed stelde GL Kamervragen.
Eerder dat jaar had Laka tot aan de Raad van State geprocedeerd om de voorwaarden uit het Convenant in de vergunning van kerncentrale Borssele te verankeren. De Raad van State wees dat af, waardoor voor iedereen duidelijk was dat het Convenant en de voorwaarden die daar in genoemd worden niet afdwingbaar zijn en dus een wassen neus.
In 2015 had toenmalig minister Kamp (EZ) ook al toe moeten geven dat de door EPZ in het Convenant afgesproken CO₂-reductie bij lange na niet was gehaald.