Kabinet en industrie zijn het eens: er zijn geen plannen voor de bouw van kerncentrales in Nederland: ze zijn te duur. Minister Wiebes bevestigde vorige week opnieuw dat er geen plannen zijn voor de bouw van een nieuwe kerncentrale. Een paar dagen later zegt Martijn Hagens, directeur van Vattenfall op BNR dat ze hun geld liever inzetten op de uitbouw van windenergie, niet op kernenergie: “er is geen draagvlak voor die discussie en daarnaast is het te duur.” Wiebes probeerde nog een bresje te slaan voor kernenergie, maar zijn argumenten waren niet sterk.
In antwoord op Kamervragen van William Moorlag (PvdA) over kernenergie schrijft minister van EZK Wiebes: “Nee, er zijn mij geen particuliere ondernemingen bekend die concrete plannen hebben om in Nederland een kerncentrale te bouwen.”
In een interview met BNR zegt Martijn Hagens, directeur van Vattenfall Nederland hetzelfde: kernenergie is simpelweg te duur en er is geen draagvlak. "[O]p dit moment zetten we ons geld in op het uitbouwen van windenergie. Er zijn geen plannen om naast Borssele een tweede reactor in gebruik te nemen, er is geen draagvlak voor die discussie en daarnaast is het te duur.”
En Hagens weet waar hij het over heeft. Vattenfall is eigenaar van alle Zweedse kerncentrales en een aantal in Duitsland. Maar Vattenfall investeert nu vooral in wind op zee.
Wiebes antwoordde op vragen van Moorlag naar aanleiding van het rapport Zu teuer und gefährlich van het Duitse onderzoeksbureau DIW waaruit blijkt dat alle kerncentrales wereldwijd verlies opleveren.
Wiebes onderschrijft die conclusie niet en noemt daar een aantal redenen voor: “Recente ontwikkelingen waaronder standaardisatie worden in het artikel niet in beschouwing genomen.” Maar er is nog niet veel praktijkervaring met standaardisering. En de ervaring die er is, is niet positief: Zie de EPR: de eerste in het Finse Olkiluoto, de tweede het Franse Flamanville en de derde het Britse Hinkley Point; Ze worden maar niet goedkoper; o.a. door een andere bodemgesteldheid op de verschillende locaties. De bron die Wiebes bij zijn stelling geeft (een rapport van vorig jaar van het MIT), laat niet zien dat ervaring met standaardisatie de kosten om laag brengt, maar noemt de mogelijkheid van standaardisatie bij de aanbevelingen om te proberen kosten te drukken; wel iets anders. Het MIT stelt ook:
Despite this promise, the prospects for the expansion of nuclear energy remain decidedly dim in many parts of the world. The fundamental problem is cost. Other generation technologies have become cheaper in recent decades, while new nuclear plants have only become costlier.
Een andere reden waarom Wiebes nog vraagtekens heeft bij de conclusie van DIW zijn de “relatief ongunstige economische inschattingen, zoals een relatief korte levensduur van 40 jaar.”
Maar de praktijk leert dat een levensduur van veertig jaar niet onrealistisch kort is. De afgelopen decennia zijn er in totaal 181 kerncentrales stilgelegd. De gemiddelde leeftijd van die 181 reactoren bij het buiten bedrijf stellen was 25,8 jaar (zie figuur 15 in WNISR2019). Dan is veertig jaar zeker niet ongunstig.
Wiebes (56), die naar eigen zeggen in 1984, twee jaar voor Tsjernobyl, voorstander van kernenergie werd op de TU Delft, besluit met: “Als we toekomstige generaties zo min mogelijk willen belasten met de gevolgen van klimaatverandering, zullen we voor de energiemix alle ons ter beschikking staande energiebronnen in beschouwing moeten nemen.”
Dat is een serieuze misvatting. We moeten niet alle middelen inzetten; voor een tijdige energietransitie moeten we de goedkoopste en snelste technologie inzetten. En dat is, los van wat je vindt van toekomstige generaties opzadelen met radioactief afval, niet kernenergie.
Correctie: een eerdere versie van dit artikel vermeldde dat Vattenfall voor 30% eigenaar van kerncentrale Borssele is. Dat moet RWE zijn.