Publicatie Laka-bibliotheek:
Extern Juridisch Advies over Convenant Kerncentrale Borssele
Auteur | Rob Polak, De Brauw Blackstone Westbroek |
1-01-8-20-43.pdf | |
Datum | maart 2006 |
Classificatie | 1.01.8.20/43 (BORSSELE - ALGEMEEN) |
Opmerking | EXTERN JURIDISCH ADVIES Mr. Rob Polak is verbonden aan het kantoor De Brauw Blackstone Westbroek. |
Voorkant |
Uit de publicatie:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 000, nr. 20 Kerncentrale Borssele EXTERN JURIDISCH ADVIES Mr. Rob Polak is verbonden aan het kantoor De Brauw Blackstone Westbroek. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10 maart 2006 I Inleiding en vraagstelling 1. U heeft ons advies gevraagd (zie bijlage 2, brief van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan het Presidium d.d. 1 februari 2006) over een aantal vragen in verband met het ontwerp-Convenant Kerncentrale Borssele (het «Convenant») van 9 januari 2006. Die vragen zijn: i. Welke risico’s, daaronder met name ook begrepen risico’s van financiële aard, zijn voor de Rijksoverheid aan het sluiten van het Convenant verbonden? ii. In hoeverre zijn de in het Convenant opgenomen verplichtingen van de ondernemingen die daarbij partij zijn afdwingbaar en wat zijn de juridische gevolgen van niet-nakoming door die ondernemingen of door de Rijksoverheid? iii. Wat is de invloed van onvoorziene omstandigheden op de gelding en afdwingbaarheid van het Convenant? 2. Uw adjunct-griffier mevrouw Drs. L.E. van Halen en Drs S.J. Oostlander, Hoofd Onderzoeks- en verificatiebureau, hebben ons ten behoeve van dit advies een aantal stukken ter hand gesteld, waarvan de voornaamste zijn: i. het Convenant; ii. de brieven van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 29 april 2005, 9 augustus 2005 en 10 januari 20061; iii. de lijst van vragen van de Commissie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Regering. 3. Bij het opstellen van dit advies hebben wij enige aandacht besteed aan het recent bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakte wetsvoorstel tot wijziging van de Kernenergiewet2, voor zover van belang voor de beantwoording van de in dit advies behandelde vragen. Wij hebben evenwel, conform uw verzoek, geen zelfstandig advies over dat wets-voorstel gegeven. Uitgangspunt bij dit advies is dat het wetsvoorstel, in ieder geval voor zover het betrekking heeft op (het einde van) de bedrijfsduur van de KCB, op enig moment kracht van wet zal verkrijgen. 4. Bij het opstellen van dit advies zijn wij op uw instructie uitgegaan van de juistheid van het standpunt van de Staatssecretaris van VROM dat de juridische mogelijkheden tot een gedwongen sluiting van de KCB per ultimo 2013 beperkt zijn tot een sluiting bij wet, waarbij tegelijkertijd commerciële productie van kernenergie in zijn algemeenheid wordt verboden. De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven dat in dat geval een schadevergoeding van enkele honderden miljoenen tot ruim een miljard euro onontkoombaar is. Wij hebben het dus niet tot onze opdracht gerekend de juistheid van dit standpunt te toetsen.1 5. Dit advies is hierna als volgt opgebouwd: I. Inleiding en vraagstelling II. Conclusies III. Juridische status van het Convenant IV. Afdwingbaarheid V. Gevolgen niet-nakoming VI. Onvoorziene omstandigheden bijlage 1: overzicht van de kernverplichtingen uit het Convenant