Publication Laka-library:
Financiële Zekerheidsstelling Kernenergiewet
Author | KPMG, NRG |
![]() |
6-01-2-40-18.pdf |
Date | April 2006 |
Classification | 6.01.2.40/18 (DECOMMISSIONING) |
Front | ![]() |
From the publication:
Samenvatting De gewijzigde kernenergiewet bepaalt dat vergunninghouders onder deze wet financiële zekerheid dienen te stellen ter dekking van de kosten voor buitengebruikstelling en ontmanteling van een faciliteit waar de vergunning voor is verstrekt. In principe zijn er drie vormen van financiële zekerheidsstelling, die elk op hun eigen merites beoordeeld zijn. Deze zijn: • Een borgtocht of een bankgarantie; • Het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds; • Het treffen van enige andere voorziening die voldoende waarborg biedt dat de kosten worden gedekt. Doel van het opnemen van de verplichting financiële zekerheid te stellen is het waarborgen van de financiële belangen van de overheid en van milieubelangen. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat voorwaarden aan de financiële zekerheid worden gesteld. Dit rapport beschrijft de geschiktheid van diverse vormen van financiële zekerheidsstelling in het kader van de Kernenergiewet. Verder worden aanbevelingen gedaan over de voorwaarden te stellen aan financiële zekerheidsstelling. Deze voorwaarden hebben betrekking op de opbouw, de omvang, de kwaliteit en de informatieverstrekking in het kader van de financiële zekerheidsstelling. Workshop Als onderdeel van dit project is een workshop gehouden, waarin door bijdragen van belanghebbenden en belangstellenden relevante factoren bij een financiële zekerheidsstelling geïdentificeerd werden. Deze workshop omvatte een nucleair-technisch en een financieel gedeelte. Conclusies uit de workshop zijn in dit rapport verwerkt. Aspecten bij kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling Het is van belang al tijdens het ontwerp en de operationele fase van een nucleaire installatie een goede planning te maken van de latere ontmanteling, gebaseerd op onder meer de aanwezige processen, historische gegevens over de bedrijfsvoering en radiologische gegevens. De volgende twee ontmantelingstrategieën kunnen worden onderscheiden: directe ontmanteling - waarbij de ontmanteling zo snel mogelijk na beëindigen van de bedrijfsvoering plaatsvindt - en uitgestelde ontmanteling. Bij de laatste wordt bij beëindigen van de bedrijfsvoering een deel van de inventaris verwijderd en worden de overige gebouwen en installaties geconserveerd voor een wachtperiode van enkele tientallen jaren. Na de wachtperiode vindt de verdere ontmanteling plaats. De keuze van de strategie wordt onder meer gebaseerd op de beschikbaarheid van de benodigde fondsen en afvalroutes, de verwachte stralingsbelasting en de vervalsnelheid van de aanwezige radioactieve stoffen. De ontmantelingskosten zijn onder meer afhankelijk van de gekozen ontmantelingsstrategie. De overheid zal randvoorwaarden moeten stellen met betrekking tot de planning en kostenraming van ontmanteling en de financiële zekerheidsstelling. Overheid en vergunninghouder moeten afspraken maken over het proces en het tijdpad dat leidt tot een keuze voor een bepaalde ontmantelingsstrategie. Vormen van zekerheidsstelling Door de verantwoordelijke vergunninghouder zal op boekhoudkundige wijze de verplichting tot ontmanteling geregistreerd worden door het treffen van een voorziening. Een louter boekhoudkundige voorziening lijkt onvoldoende zekerheid te bieden voor de overheid: er is geen sprake van liquide vermogenstitels die apart gezet zijn voor de dekking van de toekomstige kosten. Bij een faillissement van vergunninghouder worden de kosten afgewenteld op de overheid. Door het stellen van additionele eisen aan de vergunninghouder, bijvoorbeeld in de vorm van financiële ratio’s zoals solvabiliteit, kan iets meer zekerheid worden verkregen. De liquiditeits- en faillissementsrisico’s blijven echter bestaan Alleen de kans op faillissement wordt theoretisch verlaagd door een sterkere vermogenspositie van de vergunninghouder. Indien een borgtocht of bankgarantie wordt verstrekt, staat een derde partij garant voor de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling. De overheid moet dan begunstigde zijn om aanspraak te kunnen maken op het bedrag onderhevig aan de garantstelling. De kosten voor vergunninghouder, in de vorm van de te betalen premie aan de garantsteller, zijn waarschijnlijk hoog, gegeven de omvang en termijn van de verplichting. Deze vorm van zekerheidsstelling creëert de noodzaak voor de overheid om de kredietwaardigheid van garantsteller te beoordelen, waarbij in relatie tot de garantsteller weer de genoemde liquiditeits- en faillissementsrisico’s ontstaan. Daarnaast is het juridisch risico voor de overheid relatief hoog, aangezien het voor een borg of garantieverstrekker aantrekkelijk is om betaling trachten te ontlopen via juridisch verweer. Het vormen van een fonds waarin periodiek gelden worden gestort ter dekking van de verwachte kosten voor buitengebruikstelling en ontmanteling biedt de meeste zekerheid, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Het grote voordeel van een fonds in termen van zekerheid is dat daadwerkelijk gelden gereserveerd zijn. Randvoorwaarden fondsvorming Bij de formulering van de gewenste randvoorwaarden, zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De gebruiker/vervuiler betaalt; • De overheid vervult geen rol van vangnet. Teneinde te bewerkstelligen dat de overheid deze rol niet hoeft te vervullen, verdient de fondsvorming buiten het faillissementsrisico van de vergunninghouder de voorkeur (zgn. ring fenced fund structuur); • Zoveel als mogelijk en wenselijk, dient aansluiting gevonden te worden bij (concept) richtlijnen die in Europees verband worden opgesteld; • Er dient een goede afweging te worden gemaakt tussen de zekerheid van de fondsvorming en de kosten op te leggen aan gebruiker/vervuiler; • Een verantwoorde afweging dient te worden gemaakt in de timing van de opbouw van fondsen; • Een verantwoorde afweging dient te worden gemaakt tussen de tijdshorizon van een belegging en het risicoprofiel van een belegging. Gegeven de verschillende risicoprofielen, tijdspaden en te kiezen ontmantelingsstrategieën zal per nucleaire installatie een apart fonds dienen te worden gevormd. Het fonds zal juridisch moeten zijn afgescheiden van de overige activa en passiva van de vergunninghouder. Deze vorm biedt de meeste zekerheid voor de overheid bij faillissement van vergunninghouder, omdat de fondsbeleggingen dan niet in de boedel vallen. De overheid dient dan begunstigde te zijn van het fondsvermogen. De vergunninghouder zou verantwoordelijk gesteld dienen te worden voor de omvang, opbouw en samenstelling van het fondsvermogen. Het fonds kan daarbij over de operationele levensduur van de faciliteit worden opgebouwd. Uitdrukkelijk zal dienen te worden vastgelegd dat middelen uit het fonds alleen aangewend kunnen worden ter dekking van de kosten voor buitengebruikstelling en ontmanteling die vooraf zijn vastgesteld. De initiële hoogte van de storting wordt vooraf vastgesteld, ondermeer afhankelijk van de omvang van de genoemde kosten en de tijdsduur van opbouw. Jaarlijkse onafhankelijke controle op de stortingen in het fonds en vijfjaarlijkse evaluatie en herijking van het fondsvermogen en de kostenramingen schept ruimte om de hoogte van de periodieke stortingen in het fonds aan te passen. De vergunninghouder zal hiertoe jaarlijks informatie over het fonds aan het bevoegd gezag dienen te verstrekken. Het lijkt gewenst om gedurende de looptijd van het fonds de relatieve omvang van effecten met een hoog risico, zoals aandelen, geleidelijk af te bouwen ten gunste van effecten met een laag risico, zoals Euro-gedenomineerde obligaties uitgegeven door een land uit de Eurozone. Het risico van het fondsvermogen wordt zo geleidelijk verminderd waardoor de kans dat op moment van ontmanteling onvoldoende middelen beschikbaar zijn, eveneens vermindert. Het beleggingsbeleid dient te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Concept-aanbevelingen EC De Europese Commissie heeft recentelijk concept-aanbevelingen gedaan omtrent het treffen van maatregelen ter dekking van de kosten voor buitengebruikstelling en ontmanteling van kernreactoren. Belangrijk element in deze aanbevelingen betreft de voorkeur voor een ‘ring- fenced external fund’, oftewel een van de overige activa en passiva van vergunninghouder juridisch afgescheiden fonds. Daarnaast wordt aanbevolen om de financiële aspecten van een fonds in relatie tot de verplichting en de schatting van de kosten van ontmanteling periodiek door een onafhankelijke instantie te toetsen.