Publication Laka-library:
MER Multifunctioneel Opslag Gebouw

AuthorCOVRA, Arcadis, NRG
1-01-9-13-33.pdf
DateJuly 2022
Classification 1.01.9.13/33 (COVRA INTERIM WASTE STORAGE - LICENSING PROCEDURES & LAWSUITS)
Remarks Bijlagen beschikbaar op https://www.autoriteitnvs.nl/documenten/publicatie/2022/08/24/covra-mog
Front

From the publication:

SAMENVATTING

De Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) heeft als enig bedrijf in Nederland de taak om al
het radioactief afval te verzamelen, verwerken en op te slaan. Alle bedrijven in Nederland die een
vergunning op grond van de Kernenergiewet hebben om met radioactieve stoffen te werken, zijn verplicht
hun radioactief afval aan COVRA aan te bieden. Hiervoor heeft COVRA een opslag- en verwerkingsfaciliteit
gerealiseerd in Zeeland. Deze bevindt zich op het haventerrein Vlissingen-Oost, in de gemeente Borsele.

Op het COVRA-terrein van 20 hectare staan vijf opslaggebouwen, een afvalverwerkingsgebouw, een
kantoorgebouw en een gebouw voor transportmiddelen. Een tweede gebouw voor transportmiddelen is in
aanbouw (TLG-2). Het meest markante gebouw is het knaloranje HABOG. Dat dient als opslag voor
hoogradioactief afval. Daarnaast zijn er twee opslaggebouwen voor verarmd uranium, het VOG en het VOG-
2. Het VOG-2 is met haar blauwe kleur eveneens opvallend. Ten slotte zijn er het LOG voor de opslag van
laag- en middelradioactief afval en het COG voor de opslag van containers.

De missie van COVRA is om blijvend te zorgen voor het Nederlands radioactief afval om mens en milieu te
beschermen. Deze missie wordt uitgevoerd als dienstverlening aan de samenleving. Het fundament van het
Nederlandse beleid voor radioactief afval stamt uit 1984. Dit fundament staat anno 2022 nog steeds
overeind. Er moet voorkomen worden dat radioactief afval ongecontroleerd in het leefmilieu terechtkomt.
COVRA zorgt hiervoor door het IBC-principe toe te passen.

Radioactief afval moet veilig worden beheerd zolang het risico’s voor mens en milieu met zich meebrengt.
Veilig betekent in deze context een zo hoog mogelijk niveau van stralingshygiënische en conventionele
bescherming. In andere woorden: mens en milieu moeten duurzaam beschermd worden tegen de risico’s
van radioactief afval. Dat betekent dat COVRA zorgt voor een veilige situatie tot het radioactief afval volledig
vervallen is, dus geen straling meer uitzendt. COVRA ziet hierop toe door het afval een lange periode
bovengronds op te slaan, waar het beheerst en gecontroleerd wordt. Het bovengronds opslaan van
radioactief afval bij COVRA is echter maar een tijdelijke oplossing. Na 100 jaar is een groot deel van het
afval nog radioactief. Dit afval moet veilig worden opgeborgen in diepe, stabiele, ondergrondse aardlagen.
Dit noemen we eindberging.

Het beheer van radioactief afval is aan strenge regels gebonden. Die regels zijn vastgelegd in de wetgeving
en het algemeen radioactief afvalbeleid. De Kernenergiewet (Kew) vormt hierbij het kader. Deze wordt
aangevuld met Algemene Maatregelen van Bestuur en meer gedetailleerde Ministeriele Regelingen, zoals
de Regeling Nucleaire Veiligheid Kerninstallaties.

Waarom is een nieuw opslaggebouw nodig?
COVRA van plan om een nieuw Multifunctioneel Opslag Gebouw (MOG) te realiseren. Met het nieuwe
opslaggebouw beschikt COVRA over passende opslagcapaciteit voor het radioactief afval dat in de
komende jaren zal worden aangeboden. Het nieuwe gebouw moet voldoende opslagcapaciteit bieden tot
2050.

Er zijn verscheidene redenen waarom dit nieuwe gebouw nodig is en waarom opslag in bestaande
gebouwen bij COVRA geen realistisch alternatief is. Deze zijn hieronder kort toegelicht.

Andersoortig afval
COVRA verwacht structureel andersoortig afval te gaan ontvangen waar bij het ontwerp van de bestaande
gebouwen niet vanuit is gegaan. Het gaat met name om de volgende stromen:

•   Ontmantelingsafval afkomstig van de bestaande nucleaire installaties in Nederland: NRG (HFR in Petten)
    GKN (Dodewaard) en EPZ (Borssele) en cyclotrons uit ziekenhuizen. Bij ontmantelingen komen grotere
    en zwaardere componenten vrij dan bij reguliere processen.
•   Historisch afval (nu opgeslagen bij NRG in Petten); dit afval is divers van samenstelling. Een deel heeft
    een hoger stralingsniveau, maar is chemisch niet geschikt voor opslag in het opslaggebouw voor
    hoogradioactief afval. Vergelijkbaar afval zal ook in de toekomst worden geproduceerd.

De bestaande opslaggebouwen zijn ieder ontworpen voor één of een beperkt aantal typen
opslagverpakkingen en de stralingsafscherming door het gebouw is afgestemd op de
stralingskarakteristieken van het afval in combinatie met de afscherming door de opslagverpakking.

Het opslaggebouw voor laag- en middelradioactief afval, het LOG, is ontworpen voor opslag van door beton
omsloten afval in vaten, eventueel aangevuld met een prefab betonnen omhulsel. Dit omhulsel zorgt voor
een extra goede afscherming, maar maakt opslag minder efficiënt. Daarbij biedt deze afscherming voor afval
met een hoger stralingsniveau onvoldoende afscherming voor de in het LOG gebruikte handeling door
heftrucs. Het LOG is niet ontworpen om te werken met andere stapelbare opslagcontainers en het opslaan
daarvan. Zo ontbreekt een geschikte bovenloopkraan en is de draagkracht van de vloer niet voldoende om
de opslagcontainers te kunnen stapelen. De opslagcapaciteit in het opslaggebouw voor hoogradioactief afval
is alleen te benutten met een beperkt aantal kleinere opslagcontainers en het gebouw biedt een onnodig
zware afscherming voor niet-hoogradioactief materiaal. Het is een onverantwoorde desinvestering om de
opslagruimte hiervan te vullen met afval dat dit afschermingsniveau niet nodig heeft.

Optimalisatie voor transport en opslag
Voor de opslag van te verwachten andersoortig afval is een veel grotere inzet van stapelbare
opslagcontainers nodig. Dit kan niet in de bestaande opslaggebouwen, die ontworpen zijn voor andere
afvalverpakkingen. Het MOG is primair ontworpen voor opslag van radioactief afval in stapelbare
opslagcontainers.

Laagradioactief ontmantelingsafval kan daardoor bij de ontdoener al worden bewerkt en in de
opslagcontainers worden gedaan. Vanwege de grootte van de containers is de benodigde bewerking veel
beperkter dan bij de gebruikelijke 100L vaten. Door het gebruik van een stapelbare opslagcontainer is het
blootstellingsrisico vanwege werkzaamheden veel lager. Er vindt voor opslag bij COVRA niet nogmaals een
bewerking plaats. De meerwaarde van het MOG en het gebruik van stapelbare opslagcontainers is dat er
zowel bij de klant als bij COVRA minder bewerkingsstappen plaats hoeven te vinden. Het historisch afval
komt, vanwege het stralingsniveau, in een transportcontainer naar COVRA. Dit afval moet vervolgens wel
nog omgepakt worden naar een opslagcontainer. Dit kan, op afstand aangestuurd, plaatsvinden in het MOG.
Daarna kan de transportcontainer opnieuw voor transport worden ingezet.

Nieuwe verwerkingsmethoden
Het gebouw wordt daarnaast ook geschikt gemaakt voor afval dat COVRA nu ontvangt en in de toekomst
mogelijk op een andere wijze verwerkt en verpakt met het oog op eindberging.

Wat biedt het MOG?
Het MOG is een zeer robuust gebouw, bestaande uit betonnen muren en plafonds variërend van 70 tot 120
cm en betonnen daken variërend van 30 tot 100 cm, afhankelijk van de benodigde stralingsafscherming. Het
gebouw heeft een ontwerplevensduur van ten minste 100 jaar. Het voldoet uiteraard aan het Bouwbesluit en
van toepassing zijnde Eurocodes. Aardbevingsbestendigheid bijvoorbeeld is gebaseerd op Eurocode 8.

Verder borgen diverse aanvullende systemen een veilige insluiting van het afval, ook bij extreme situaties. Er
zijn afschermende deuren, vergrendelingen, een noodstroomsysteem, een brandmeldsysteem en
stralingsmeetapparatuur. Een ventilatiesysteem draagt zorg voor onderdruk in bepaalde ruimtes, met
gefilterde en bewaakte luchtafvoer, zodat een eventuele besmetting binnen blijft.

Het gebouw heeft een oppervlakte van ca. 2.400 m en een totale inhoud van ca. 25.000 m . De opslag in
het MOG bestaat uit een beperkt-toegankelijk en een niet-toegankelijk gedeelte. In het beperkt-toegankelijke
gedeelte worden containers opgeslagen met een stralingsniveau van ≤ 2 mSv/u aan de buitenkant van de
container. In het niet-toegankelijke opslaggedeelte worden containers opgeslagen die aan de buitenzijde een
stralingsniveau van meer dan 2 mSv/u hebben. Het niet-toegankelijke gedeelte van het gebouw is voorzien
van dikkere muren en een dikker dak. Dit gedeelte is bovendien dubbel uitgevoerd zodat, indien toegang tot
de ruimte tóch vereist is, de gehele inhoud eerst naar een andere opslagruimte verplaatst kan worden.

De vaten met afval worden opgeslagen in solide stapelbare opslagcontainers, zodat er inclusief het gebouw
twee barrières zijn die verhinderen dat het afval in de omgeving terecht komt. Op basis van de inschatting
van het afvalaanbod tot 2050 is in het MOG ruimte voorzien voor de opslag van circa 128 containers met
een hoger stralingsniveau en circa 680 containers met een lager stralingsniveau. Naar verwachting start het
vullen van het MOG in 2025 en naar verwachting is rond 2050 de volledige capaciteit van het MOG benut.
Het gebouw is zodanig ontworpen dat de opslagcapaciteit later eenvoudig uitgebreid kan worden.

Locatiekeuze
Op het terrein van COVRA worden in de toekomst meer nieuwe faciliteiten gerealiseerd om radioactief afval
veilig te kunnen blijven opslaan. Het terrein dient daarom efficiënt ingericht te worden om toekomstbestendig
te kunnen opereren. Idealiter wordt het terrein ‘van binnen naar buiten’ toe ontwikkeld om zo de bebouwde
omgeving compact te houden en open stukken grond aaneengesloten te houden. Bij de locatiekeuze van het
MOG moet ook rekening gehouden te worden met de logistieke bewegingen voor de aanvoer van radioactief
afval.

De locatiealternatieven beperken zich tot locaties binnen de terreingrenzen van COVRA. In de onderstaande
figuur zijn de in dit MER beschouwde locatiealternatieven binnen het COVRA-terrein weergegeven.

Alle locaties dienen te voldoen aan het veilig opslaan van radioactief afval, hierdoor zijn de
locatiealternatieven niet onderscheidend. Met betrekking tot de toekomstbestendige inrichting van het terrein
hebben locatie III en IV de voorkeur. Bij locatie IV wordt de inrichting van de locatie en de toekomstige
uitbreidingsmogelijkheid van het MOG beperkt door de aanwezigheid van het spoor. Hierdoor heeft locatie III
de voorkeur ten aanzien van een toekomstbestendige inrichting. Ten aanzien van het faciliteren van
passende logistieke mogelijkheden heeft locatie III het sterkst de voorkeur, gevolgd door locatie I en II. Bij
locatie III kan gedeeltelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande weginfrastructuur en belemmert de
nieuwe weginfrastructuur in principe niet toekomstige uitbreidingsmogelijkheden.

Op basis van de getoetste doelstellingen komt locatie III dus het beste naar voren. Om deze reden is locatie
III als voorkeursalternatief gekozen en zijn de effecten hoofdzakelijk voor het voorkeursalternatief
beoordeeld. Voor de overige locatiealternatieven is vervolgens beoordeeld of de milieueffecten
onderscheidend zijn ten opzichte van het voorkeursalternatief.

Effectbeoordeling milieuaspecten

De effecten van het MOG zijn voor bijna alle aspecten, namelijk bodem, water, geluid, luchtkwaliteit,
landschap en archeologie, met bijhorende criteria neutraal beoordeeld. Vanwege de kenmerken van het
terrein en eigenschappen van de overige locatiealternatieven zijn de effecten van het voorkeursalternatief
niet onderscheidend beoordeeld ten opzichte van de andere drie locatiealternatieven. Vanuit de aspecten
stralingsbelasting en natuur is wel een effect geconstateerd.

Als gevolg van het MOG neemt voor de bevolking buiten het terrein van COVRA de stralingsbelasting aan
de terreingrens in de nabijheid van het MOG als gevolg van beperkte toename van emissies naar lucht iets
toe. De maximale effectieve dosis blijft wel onder de vergunde effectieve dosis en daarmee ook zeker onder
de wettelijke norm. Voor de overige criteria vanuit stralingsbescherming en nucleaire veiligheid is het effect
van het MOG neutraal beoordeeld.

Voor het aspect natuur geldt dat voor de konijn en haas nog aanvullend onderzoek moet worden uitgevoerd
om de voortplantingsplaatsen vast te stellen, zodat op basis hiervan bijhorende mitigerende maatregelen
bepaald kunnen worden. Indien zich daadwerkelijk voortplantingsplaatsen van de haas en konijn in het
gebied bevinden én deze kunnen niet worden ontzien door de werkzaamheden, is het aanvragen van een
ontheffing Wnb noodzakelijk. Andere effecten op natuur worden als gevolg van het MOG niet verwacht.

Hierna is voor alle aspecten kort de effectbeoordeling toegelicht.