Publication Laka-library:
Beantwoording vragen van de Europese Commissie over het nationale programma radioactief afval
Author | Min. I&M, ANVS |
![]() |
1-01-4-15-12.pdf |
Date | June 2017 |
Classification | 1.01.4.15/12 (WASTE - DIRECTIVE 2011/70/EURATOM) |
Remarks | Antwoorden verstuurd naar de Tweede Kamer. |
Front | ![]() |
From the publication:
Geachte voorzitter, In juni 2016 heb ik het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (verder: nationale programma) vastgesteld en naar uw Kamer en de Europese Commissie gestuurd. Op 18 januari 2017 heeft de Europese Commissie vragen gesteld over dit nationale programma. Hierbij stuur ik u ter informatie de antwoorden op deze vragen. I Algemene vragen en beleidsvragen Q.1.1 In het nationale programma staat het volgende: “Radioactief afval en verbruikte splijtstof worden bovengronds opgeslagen voor een periode van ten minste 100 jaar. Rond 2130 is geologische berging voorzien. Een locatiekeuze is nu niet aan de orde.” Kunt u op basis hiervan toelichten hoe Nederland aantoont dat het redelijke stappen heeft gezet ter vervulling van haar ethische plicht om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties geen onnodige last ondervinden van de verbruikte splijtstof en het radioactief afval, zoals bedoeld in artikel 1 en overweging 24 van de richtlijn? A.1.1 Een van de uitgangspunten van het beleid rond het beheer van radioactief afval is dat er geen onredelijke lasten op de schouders van latere generaties mogen worden gelegd. Dit uitgangspunt is als volgt ingevuld: Er is in Nederland één organisatie verantwoordelijk voor het veilig beheren van het radioactieve afval (Centrale Opslag Voor Radioactief Afval, COVRA). Centrale opslag heeft als voordeel dat het afval op één plaats aanwezig is (geïsoleerd) waardoor het goed beheerst, gecontroleerd en beveiligd kan worden. In het ontwerp van het terrein, de gebouwen en de afvalverpakkingen is rekening gehouden met een opslagperiode van ten minste 100 jaar. Naast de verantwoordelijkheid voor opslag, is COVRA ook verantwoordelijk voor de toekomstige eindberging van het radioactieve afval. Hierdoor wordt bij de verpakking en opslag van het afval al rekening gehouden met de eindberging (zie ook A.1.2). Er is een eindoplossing voorzien met mijlpalen om deze te realiseren: rond 2100 besluitvorming over eindberging waarna rond 2130 geologische eindberging is voorzien. Bij de overdracht van het radioactieve afval naar COVRA gaat het juridische eigendom van het afval over naar COVRA. De afvalproducenten betalen direct aan COVRA voor alle fasen van beheer, inclusief eindberging. COVRA rekent een (contractueel) tarief voor alle fasen van beheer (inclusief opslag en eindberging). Bij de implementatie van de richtlijn is de verplichting geïntroduceerd om de kosten voor toekomstig onderzoek naar eindberging in de tarieven van COVRA te verdisconteren. Uiteindelijke doel is dat de financiële middelen en de kennis voor het realiseren van eindberging aanwezig zijn rond 2130. Er worden nu nog geen onomkeerbare beslissingen over toekomstig beheer genomen. Dit geeft volgende generaties de gelegenheid om, met de inzichten van dat moment, beslissingen te nemen over de uitvoering van de eindberging. Daarbij kunnen mogelijke nieuwe ontwikkelingen (inclusief nieuwe technieken, multinationale oplossingen en ervaringen van andere landen) voor het beheer van radioactief afval, die tijdens de periode van bovengrondse opslag beschikbaar komen, meegenomen worden in de definitieve besluitvorming rond 2100. De periode van bovengrondse opslag wordt gebruikt voor (zie ook nationale programma blz. 24/25) bijvoorbeeld het afkoelen van het afval tijdens de opslagperiode en de reductie van het uiteindelijke volume van het afval voor eindberging door radioactief verval. Ook wordt de periode van bovengrondse opslag gebruikt om de financiële middelen te verwerven en te laten renderen. Door middel van periodieke trendanalyses worden de ontwikkelingen rond het beheer van radioactief afval gevolgd. Als de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, is het mogelijk om bepaalde trajecten (zoals onderzoek of publieksparticipatie) op het juiste moment te starten en/of te intensiveren. In het nationale programma is beschreven dat er een klankbordgroep zal worden ingericht om te adviseren over de eindoplossing voor radioactief afval. Naast (onder andere) het concreet maken van participatie, zal deze groep gevraagd worden om aandacht te besteden aan de mogelijke reservering van potentieel geschikte zoekgebieden voor geologische berging.