Publication Laka-library:
Kerncentrale beleid in Nederland vs Duitsland. Een verklarend onderzoek naar waarom Nederland na de ramp in Fukushima een kerncentrale liet bijbouwen terwijl Duitsland alle kerncentrales liet sluiten

AuthorVon Salisch
1-01-0-00-111.pdf
DateApril 2013
Classification 1.01.0.00/111 (GENERAL)
Front

From the publication:


Managementsamenvatting
Dit onderzoek gaat over de besluitvorming met betrekking tot kernenergie na de kernramp in
Fukushima op 11 maart 2011. In Nederland en Duitsland. In beide landen is er verschillend
gereageerd op de kernramp, ondanks de gelijkenis van beide landen. In Duitsland werd besloten
om de zeven oudste kerncentrales per direct te sluiten en de andere tien binnen een decennia. In
Nederland werden de plannen om de vergunning voor het bouwen van een nieuwe kerncentrale
afgegeven doorgezet. Dit leidde tot mijn hoofdvraag: “Hoe valt de besluitvorming van het beleid
rondom de kerncentrales vanaf de kernramp (maart 2011) in Fukushima tot en met drie maanden
daarna (mei 2011) in Nederland en in Duitsland te verklaren?”
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van het stromenmodel van
Kingdon (2011). Volgens Kingdon vindt besluitvorming plaats wanneer alle drie de stromen:
problemen‐, oplossingen‐ en politieke stroom samenkomen. Dit kan gebeuren doordat er een
policy window ontstaat .In dit geval is dat de kernramp Fukushima. Om deze stromen voor
Nederland en Duitsland bloot te leggen is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van kwalitatieve
documentanalyse. De gebruikte documenten zijn overheidsstukken en krantenartikelen.

In Duitsland zorgde de kernramp in Fukushima er voor dat de probleemperceptie met
betrekking tot kernenergie veranderde. De bevolking was bang voor de gevaren van
kerncentrales. De toenmalige Duitse regering had kort daarvoor nog een maatregel voor de
looptijdverlenging van de kerncentrales genomen en het plan voor de Energiewende in 2010
ongedaan gemaakt. In de deelstaatverkiezingen die kort na de kernramp plaats vonden verloor
het CDU dan ook veel zetels. De regering kwam hierdoor onder druk te staan en besloot al snel
de kerncentrales op proefstand te zetten. Bovendien werd er een onderzoek uitgevoerd naar de
veiligheid van de kerncentrales. Deze rapporten wezen uit dat de Duitse kerncentrales niet aan
de hoogste veiligheidseisen voldeden. Er werd aangeraden de kerncentrales zo spoedig mogelijk
te sluiten. Dit kwam goed uit voor minister Röttgen van het ministerie van kerncentrales (BMU).
Eerder al was hij tegen de looptijdverlenging. Hij vond echter geen meerderheid in de Bondsdag.
Om het sluiten van de kerncentrales mogelijk te maken, werd het plan voor de Energiewende
weer tevoorschijn gehaald en versneld doorgevoerd.
In Nederland daarentegen stond de bouw van een nieuwe kerncentrale in Borssele al gepland.
De kernramp in Fukushima zorgde voor media aandacht op het energiebeleid van de regering.
Een deel van de bevolking was bang voor de mogelijke gevaren van kernenergie. De Nederlandse
regering beloofde om de kerncentrales veiliger te maken, mocht dat nodig zijn, om zo te scoren
bij de bevolking. De regering was er echter zelf van overtuigd, en met hen 70% van de bevolking,
dat de kerncentrales veilig genoeg waren. De onderzoeken waartoe de regering opdracht gaf
bevestigden deze overtuiging. Verhagen heeft als minister van EZ de bouw gestimuleerd omdat
het aansloot bij zijn persoonlijke‐, partij‐ en ministeriedoeleinden. De regering was dan ook van
plan de vergunning voor de bouw te verlenen aan EPZ en Delta. Zij wilden vervolgens de bouw
doorzetten wanneer ze de vergunning kregen.

Naar aanleiding van de bevindingen die door het blootleggen van de drie stromen naar voren
kwamen zijn een zestal verklaringen geformuleerd.

1. De bestaande politieke agenda van het land voor de kernramp was bepalend. De Energiewende
lag reeds klaar en kon zo uitgevoerd worden. In Nederland was de procedure voor het verlenen
van de vergunning voor de bouw reeds ver gevorderd. De onderzoeken waartoe de regering van
beide landen opdracht gaven lagen dan ook in het verlengde van de ieders politieke agenda..

2. Een ander groot verschil is onder welk ministerie kernenergie valt. In Duitsland viel
kernenergie onder het ‘Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz und Reaktorsicherheit’. De
nadruk van het beleid lag dan ook bij de veiligheid van de kerncentrales. In Nederland viel
kernenergie onder Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Kernenergie werd gezien als
een investering die de industrie en de economie bevordert.

3. De persoonlijke voorkeur van de ministers van het ministerie. In Duitsland was minister
Röttgen het niet eens met de pro‐kernenergie politiek van zijn partij. Toen de kernramp zich
voordeed had hij zijn kans zijn persoonlijke voorkeur na te streven. In Nederland was minister
Verhagen een voorvechter van kernenergie.

4. De media aandacht heeft ook een bijdrage geleverd aan het verschillende beleid. In Duitsland
werden woorden als ‘angst’ en ‘gevaar’ drie keer zo vaak gebruikt in krantenartikelen dan in
Nederland. Bovendien waren het aantal publicaties in kranten met betrekking tot Fukushima
wel twee maal zo veel. De media in Nederland vestigden de aandacht in die periode veel op de
gebeurtenissen die gelijktijdig in Libië plaatsvonden.

5. De druk vanuit de bevolking heeft in Duitsland een rol gespeeld omdat de gevolgen voor de
regeringspartijen meteen zichtbaar werden door de uitslagen van de deelstaatverkiezingen
2011. Dit was in Nederland niet het geval omdat de protesten gering waren en er geen direct
gevolg voor de partijen zichtbaar was wanneer zij niet op de protesten ingingen.

6. Ten slotte heeft de institutionele inrichting van een land invloed op het handelen van de
overheid. Duitsland beriep zich op het Atomgesetz om de kerncentrales te laten sluiten. In
Nederland is de energiemarkt geliberaliseerd. De overheid zelf is de instantie die de
vergunningen afgeeft. Daarna bepaalt de markt of de bouw al dan niet door gaat.