Gepubliceerd: Lente 1994

Dodewaard: Neerlands oudste kerncentrale

Op 26 maart 1969 opent koningin Juliana de kerncentrale in het Betuwse Dodewaard, het begin van 25 jaar haarscheurtjes, lekkages, reparaties, afvalproblemen en juridische procedures. Buiten de vele ‘incidenten’ is er geen groot ongeluk gebeurd, hoewel zich tijdens de officiële opening hot eerste incident voordeed dat net op tijd werd opgelost. Met het terugtrekken van de regelstaven uit de kern veroorzaakte de koningin destijds namelijk een te snelle toename van de kernsplijting. Het hoofd van de centrale greep in en de reactor werd stilgelegd.

Op 26 maart aanstaande is die bijna-catastrofale opening 25 jaar geleden. Het jubileum wordt door de kernenergie-lobby ongetwijfeld aangegrepen om Neerlands oudste kerncentrale nog weer eens aan te prijzen als onderdeel van een project dat moet leiden tot ‘inherent veilige’ kerncentrales. Een worst die de overheid de Nederlandse bevolking voorhoudt om in te stemmen met de uitbreiding van het reactorpark. Maar ‘inherent veilige’ reactoren bestaan niet, het is een misleidende term die zelfs door het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) wordt afgeraden omdat een ramp nooit uitgesloten kan worden. De atoomindustrie maakt echter nog steeds dankbaar gebruik van dit begrip om uit de recessie te komen en kans te maken op nieuwe orders.

In deze vier pagina’s krijgt u een overzicht van 25 jaar Dodewaard aan de hand van een aantal onderwerpen zoals vergunningen, veiligheid, het verzet en, als eerste, een algemeen verhaal over de rol van kernenergie (en Dodewaard) in Nederland.
 

Rol van Dodewaard

Het hernieuwde politieke debat over kernenergie lijkt te zijn versmald tot de ‘veiligheid’ van de centrales en het afval dat deze centrales produceren. Het wordt vaak vergeten dat er aan het gebruiksklaar maken van kernbrandstof een bewerkelijke en vervuilende keten van stappen voorafgaat. Die keten begint met de winning van natuurlijk uranium en eindigt met opwerking en de opslag van hoogradioactief afval. De stappen die daartussen plaatsvinden gaan gepaard met veel transporten van de ene naar de andere fabriek en de opslag van grote hoeveelheden afval. Al deze stappen zijn zeer vervuilende proces-sen, die risico’s met zich meebrengen voor het milieu en de volksgezondheid.

De splijtstofstaven van een kerncentrale zijn na drie jaar uitgewerkt. Ze worden beschouwd als hoog radioactief afval of worden opgewerkt, waarbij het niet-gespleten uranium en het gevormde plutonium zoveel mogelijk worden gescheiden van de andere radioactieve stoffen. Nederland beschikt niet over een opwerkingsfabriek, waardoor de opwerking in het buitenland moet plaatsvin-den. Dodewaard laat zijn uitgewerkte splijtstofstaven opwerken in Sellafield, het vroegere Windscale, waar onlangs de nieuwe opwerkingsfabriek THORP is geopend. In deze nieuwe fabriek, waarvoor de Britse regering afgelo-pen december toestemming gaf, wordt het in Dodewaard geproduceerde afval opgewerkt. THORP is erg omstreden: de radioactieve vervuiling van de Ierse Zee, nu al één van de meest vervuilde zeeën ter wereld, zal sterk toenemen. Het uranium en plutonium is overbodig. Het is duur en de hoeveelheid radioactief afval wordt dooropwerking vergroot. Nederland is via opwerking in THORP (mede-) verantwoordelijk voor de vervuiling van de Ierse Zee en een sterke verhoging van kankersterfte in de buurt van Sellafield.

Dodewaard en Borssele hebben gezamenlijk een capaciteit van ongeveer 500 MW. In de begin jaren ‘80 maakt dat 8 procent uit van de totale elektriciteitsvoorziening. Door de toenemende vraag naar energie slinkt dat aandeel tot zo’n 3,5 procent in 1993. Toch is het totale aandeel van atoomstroom groter dan het aandeel van Dodewaard en Borssele. Vanaf 1982 importeert Nederland atoomstroom. De import wordt in 1987 tijdelijk onderbroken door de lage olie- en gasprijzen. Daarna neemt de import van atoomstroom weer toe, waaronder ook uit Duitsland. In 1990 importeerde Nederland zo’n 15 procent van de totale elektriciteitsvoorziening. In Frankrijk wordt 75 procent van de elektriciteit opwekt met kernenergie en in Duitsland is dat 35 procent. Zo is het niet ondenkbaar dat zelfs bij het uitblijven van de bouw van nieuwe kerncentrales, het percentage atoomstroom zal toenemen door import uit omringende landen of zelfs uit Oost-Europa.
 

Vergunningen

Dodewaard mag zich beroepen op een rommelige en niet altijd even zuivere geschiedenis van (gedoog)vergunnin-gen en contracten. En de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Milieubeheer wringen zich elke keer opnieuw in allerlei bochten om de kerncentrale open te houden. In 1978 zien de eigenaars van Borssele en Do-dewaard zich verplicht een hernieuwd contract af te slui-ten met de Franse en Britse opwerkingsfabrieken, respectievelijk de Cogéma en de BNFL (British Nuclear Fuel Ltd). Hierin staat (in tegenstelling tot het vorige contract) dat het radioactieve afval dat vrijkomt bij opwerking van gebruikte brandstofstaven na verloop van tijd terug wordt genomen door Nederland. Het contract van Dodewaard betreft de opwerking van 45 ton bestraalde reactorbrand-stof geproduceerd tussen 1974 en 1994 plus een optie voor nog eens 10 ton voor de toekomst. Het zal worden opgewerkt in een nieuwe afdeling van de door vele ongelukken geteisterde opwerkingsfabriek in Sellafield. Om te garanderen dat de terugkomst van dit afval niet wordt tegengehouden, moet de Nederlandse regering een overeenkomst sluiten met de Franse en Britse collegae. Zowel inhoudelijk als staatsrechtelijk hebben leden van de Tweede Kamer hier terecht veel bezwaar tegen. Zij moeten goedkeuring geven aan overeenkomsten waarbij de uitvoering van privaatrechtelijke contracten tussén Dodewaard en Borssele enerzijds en de opwerkingsfabrieken La Hague en Sellafield anderzijds mogelijk wordt gemaakt. Doch deze privaatrechtelijke contracten zijn geheim en de kamerleden mogen ze niet inzien. Met andere woorden er moet iets goedgekeurd worden waarvan men niet precies weet wat. In 1981, na verscheidene trucjes te hebben bedacht die niet werken, rommelt de toenmalige minister van Economische Zaken, Van Aardenne, aan een wetsontwerp en een meerderheid van de Tweede Kamer is al spoedig om. De Kamer wordt gevraagd om de overeenkomsten tussen de drie regeringen góed te keuren. Wanneer in deze overeenkomsten verwezen wordt naar de contracten dan zouden die alleen gelden wanneer het informatie betreft die de regering aan de Tweede Kamer heeft gegeven. Op deze manier kan elke regeling in de toekomst misbruik maken van het begrip “de Tweede Kamer keurt alleen goed wat zij weet ‘over een zaak” en draagt daardoor geen verantwoordelijkheid meer over de eventuele consequenties van een dergelijk besluit.
In 1980 dreigt plaatsgebrek voor splijtstofelementen in het koelbassin. Van Aardenne geeft plotseling, zonder wetenschap van het parlement, een nieuwe vergunning af. Er worden nieuwe rekken geplaatst in het bassin. Hier is echter een installatievergunning voor nodig die er niet is. De GKN moet de rekken er op last van Den Haag weer uithalen en zegt “binnenkort dan maar een vergunning aan te vragen”.

Het jongste avontuur is de vernietiging van de vergunning door de Raad van State in mei 1992. Hierdoor functioneert Dodewaard enkele maanden in feite illegaal op een in 1968 verleende hinderwetvergunning. Wanneer de GKN in 1988 één grote nieuwe vergunning aanvraagt ter vervanging van de vele kleinere vergunninkjes, wordt deze rap afgegeven door de regering. Te snel, oordeelde de Raad van State. De aanvraag heeft niet ter inzage gelegen en de inspraakmogelijkheid is hierdoor vermeden.

Een ander niet onbelangrijk argument is dat de vergunning gebaseerd is op veiligheidsregels van zo’n 20 jaar geleden. Aangezien het kabinet erg gul is met het verstrekken van gedoogvergunningen (zoals we ook kunnen zien bij een in 1991 afgegeven gedoogvergunning aan de uranium- verrijkingsfabriek Urenco in Almelo) is besloten dat in afwachting van een nieuwe vergunning Dodewaard in de tussentijd door mag draaien. Een niet helemaal correcte handeling aangezien het onwettelijk is om illegale zaken door de vingers te zien. De gedoogvergunning staat Dode-waard echter niet meer toe om te experimenteren met MOX-brandstof (mixed oxyde, een mengsel van plutonium en uranium).
De behandeling van een nieuwe vergunning zal enkele jaren duren. En tot die tijd draait Dodewaard eigenlijk illegaal
 

25 jaar verzet tegen Dodewaard

Op 17 januari van dit jaar treedt de milieuorganisatie Greenpeace toe tot de lange rij van groepen die in de geschiedenis van Dodewaard de kerncentrale als actiedoel hebben uitgezocht. Hoewel Dodewaard gezien en ervaren wordt als het symbool van de strijd tegen kernenergie in Nederland, is het er de eerste tien jaar erg rustig. Pas aan het eind van de jaren ‘70 richt de Anti Kernenergie Beweging (AKB) zich op de centrale in de Betuwe. Daarvoor staan vooral de bouw van de kweekreactor in het Duitse Kalkar en de uraniumverrijkingsfabriek in Almelo in de belangstelling.
Af en toe zijn er aan het eind van de jaren ‘70 demonstraties en andere tekenen van verzet. Zo wordt bijvoorbeeld in november 1979 een petitie voor sluiting van de kerncentrale aan de Tweede Kamer aangeboden met daaronder de handtekeningen van 74 inwoners van Dodewaard.

Directe aanleiding om zich meer met de centrale in ‘Dodewaard bezig te houden, is merkwaardigerwijs de grote demonstratie tegen de fabriek in Almelo in maart 1978, waaraan ruim 40.000 mensen deelnemen. Ontevreden met de uitkomst (ondanks massale demonstraties be-sluit de regering toch tot uitbreiding); met het ‘demonstratie-toerisme’ (met de bus er naar toe, eindje wandelen en weer met de bus naar huis) en het worden gebruikt als ‘actievee’ (alles is van tevoren door een kleine groep geregeld, zonder dat het overgrote deel van de deelnemers er iets over te zeggen heeft) gaat een aantal mensen in de regio Arnhem/Nijmegen tegen Dodewaard nadenken over andere actievormen en -organisatie.
Ook een andere groep mensen die vooral teleurgesteld is over het regeringsbesluit over de uitbreiding, komt tot de conclusie dat daardoor verdergaand verzet tegen kernenergie noodzakelijk is. Hieruit ontstaat Breek Atoomke-ten Nederland (BAN), een groep die geheim voorbereide, geweldloze directe actie gaat voeren en zich organiseert in kleine, hechte ‘vriendenclubjes’. BAN zal zich herhaaldelijk voor de poort van Dodewaard manifesteren, maar is ook actief bij de andere kernenergie-objecten.

GEWELD
De groep Arnhem/Nijmegen komt met een voorstel voor een massale, openbaar aangekondigde actie bij Dodewaard, waarover in mei 1980 een weekend lang door zo’n 4.000 mensen gediscussieerd wordt. Resultaat is de zogeheten Dodewaard-gaat-Dicht!-beweging en massale, meerdaagse acties in okt. 1980 en sept. 1981. De actie in 1980 valt letterlijk in het water, de aanhoudende regen, de snijdende kou en de modder hebben tot gevolg dat veel demonstranten al na een paar dagen naar huis gaan. De actie wordt eerder dan gepland gestopt. In 1981 zijn de weersomstandigheden beter, maar het enorme politie-geweld ‘en de dreiging van ‘buurtbewoners’ en rechtse-partijen laten een sfeer van intimidatie en gewelddadige confrontaties ontstaan, waardoor de blokkades beëindigd worden. Deze acties zijn ook belangrijk door het zoeken naar andere organisatie- en besluitvorming, die niet gericht zijn op hiërarchie maar op gelijkwaardigheid. Dit zijn hoogtijdagen van de anti-kernenergie beweging; duizenden mensen zijn actief in plaatseiijke groepen en in landelijk verband met de voorbereiding van de Dodewaard acties. De publieke opinie ten opzichte van kernenergie verandert razendsnel, politieke partijen en maatschappelijke groeperingen spreken zich uit tegen kernenergie etc.

Daarna blijft het lange tijd stil op de brug naar de kerncentrale. Het verzet verplaatst zich naar de rokerige vergaderzaaltjes van de Brede Maatschappelijke Discussie-bijeenkomsten. Deze BMD wordt weliswaar officieel geboycot door de AKB, maar officieus is er een grote deelname.
Vanaf het midden van de jaren 80 zijn er elk jaar een aantal acties bij de centrale, vooral bij de jaarlijkse herdenking van het ongeluk in Tsjernobyl in april. Maar massale, meerdaagse acties lijken onmogelijk. Ook affaires met bijvoorbeeld vergunningen zorgen er niet voor dat er meer dan 100 mensen bij de acties aanwezig zijn.

Hoewel er van het verzet en de oppositie weinig meer te merken valt, is een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking en de publieke opinie nog steeds sterk tegen kernenergie gekant. Maar het openhouden van de centrale staat nog maar zelden ter discussie en de geplande sluitingsdatum wordt steeds verder vooruitgeschoven: minimaal tot 2004.
En hoe zit het ondertussen met al die vele duizenden mensen die, ruim tien jaar geleden, regen, kou, modder en (politie-) geweld trotseerdén?
 

Dodewaard model voor veilige kerncentrale?

Het gebrek aan veiligheid van Dodewaard blijkt al bij de opening. Het opstarten verloopt niet zoals voorspeld, een ongeluk wordt voorkomen door de reactor stil te leggen. De eerste jaren staan in het teken van haarscheurtjes in de leidingen, onzichtbaar maar wel te gevaarlijk om ze te negeren. Het herstellen kost veel geld en reparateurs ontvangen hoge doses straling. In 1972 vertrekken drie veiligheids-functionarissen na kritiek op de veiligheidsregels. De opwerkingsfabriek Sellafield weigert in 1980 de uitgewerkte brandstof en dreigt met terugzenden van reeds aanwezige brandstof omdat de Tweede Kamer het opwerkingscontract nog niet heeft goedgekeurd. Het afval stapelt zich op in het opslagbassin en verschillende groepen eisen in juridische procedures sluiting omdat de risico’s te groot worden.

Na de ramp in Tsjernobyl in 1986 nemen de twijfels over de veiligheid van Dodewaard toe. Een vijftal studies is de oorzaak. Een inspectieteam van het IAEA komt tot verontrustende conclusies: veiligheidsvoorzieningen zijn slechts gericht op kleine ongelukken, veiligheidsmaatregelen zijn verouderd, een effectief rampenplan ontbreekt, etc. Een onderzoek van het Amerikaanse NRC toont aan dat veiligheidsomhullingen van het Dodewaard-type het bij een ramp begeven. Het Duitse reactorveiligheids-instituut GRS adviseert extra maatregelen en voorspelt dat de reactorkern binnen drie uur smelt als alle stroom uitvalt en de pompen het begeven. De Kernfysische Dienst KFD bekritiseert de brandveiligheid van de centrale. Tenslotte waarschuwt het Energieonderzoekscentrum ECN voor gevaren bij noodkoeling. Bij toevoer van koud noodkoelwater zou de splijting wel eens extra toe kunnen nemen, een ongewenst en gevaarlijk effect.

Ondanks alle haarscheurtjes en veiligheidsstudies blijkt in 1992 dat het interne veiligheidsrapport zwaar verouderd is. Behalve enkele aanpassingen dient het rapport uit 1968 als basis. Bepaalde ongevalsscenario’s ontbreken en recente inzichten zijn niet verwerkt. Bij het vernietigen van de vergunning wegens het ontbreken van inspraakmogelijkheden is dit het oordeel van de Raad van State. Voor een nieuwe vergunning moet een actueel veiligheidsrapport worden opgesteld.

Hoewel de planning was de centrale op 1 januari 1995 te sluiten is er steeds uitstel verleend. In de loop der jaren is de datum opgerekt tot 1 januari 2004. De kerncentrale in Borssele sluit in 2007. Rond 2004 moeten nieuwe elektriciteitscentrales in bedrijf komen, waarbij de voorkeur van de Samenwerkende Elektriciteitsproducenten SEP en het ministerie van EZ duidelijk uitgaat naar kernenergie. Bij een besluit tot de bouw van nieuwe kern-centrales zullen die (door een bouwtijd van 10 jaar) op zijn vroegst rond 2004 opstarten. Het besluit Dodewaard langer open te houden hangt dan ook samen met de angst kennis en personeel te verliezen. Mochten de cen-trales eerder sluiten dan bestaat er ook het ‘gevaar’ dat het publiek ontwend raakt aan kernenergie en helemaal geen nieuwe kerncentrales meer zal aanvaarden.

Het laatste argument wat gebruikt wordt om Dodewaard open te houden, zit in de constructie en het ont-wikkelen van nieuwe reactoren. De ontwerper van Dodewaard, General Electric, gebruikt de ‘passieve koeling’ en ‘noodcondensoren’ van de centrale bij het ontwikkelen van de Simplified Boiling Water Reactor SBWR, door ‘haarzelf niet inherent veilig genoemd maar wel geavan-ceerd.

In 1969 werd Dodewaard een voorspoedige toekomst voorspeld. Nu we na 25 jaar terugkijken kunnen we con-cluderen dat het een geschiedenis is geworden van veiligheidsgebreken, ontbrekende vergunningen, afvalhopen, opwerkingsperikelen en verzet. Het is de verwachting dat de ‘inherent veilig’ genoemde nakomelingen van Dodewaard een zelfde lot wacht.
 

Gepubliceerd in Allicht en Lekker Fris, lente 1994