VLIEGRAMP BIJLMERMEER

Nadat op 4 oktober 1992 een vliegtuig neerstortte op de Amsterdamse Bijlmermeer gaf Laka regelmatig aandacht aan de aanwezigheid van verarmd uranium in het toestel. De discussie die vervolgens speelde was de vraag of de 252 kilo verarmd uranium bij de ramp verbrand kon zijn. [lees meer over verarmd uranium en de Bijlmerramp] Pas in 1998 vond een onderzoek plaats waarin deze vraag serieus werd bekeken. Na druk vanuit de Tweede Kamer besloot toenmalig Verkeersminister Jorritsma een dergelijk onderzoek uit te voeren en gaf ze opdracht ook Laka daarin te betrekken als ‘second-opinion’.

Het (literatuur)onderzoek werd vervolgens in opdracht van de Rijksluchtvaartdienst (RLD) uitgevoerd door het Energieonderzoeks Centrum Nederland (ECN) en Laka werd daarin betrokken als adviseur. De onderzoeksopzet werd in nauw overleg tussen RLD, de onderzoekers van het ECN en Laka vastgesteld, relevante literatuur werd door Laka beschikbaar gesteld en de teksten van de concept-rapportages werden met Laka besproken.

Helaas eindigde dit project zeer onbevredigend toen bleek dat de “samenvatting en conclusies” van het eindrapport op gezag van het ECN management aangepast werden. In plaats van een wetenschappelijk verantwoorde beschrijving van de processen waaronder uranium kan corroderen, werd de conclusie getrokken dat er bij de ramp geen of nauwelijks uranium zou zijn vrijgekomen. De aanpassing van de conclusies viel te verklaren uit het feit dat het ECN eerder had beweerd dat het uranium niet verbrand kon zijn. Ondanks protest van Laka werd uiteindelijk dus een rapport gepubliceerd met conclusies waar we niet achter konden staan.