Publicatie Laka-bibliotheek:
Studie naar de mogelijkheden voor de verwijdering van uit Nederland afkomstig laag- en middelactief vast afval anders dan door storten in de Atlantische Oceaan

AuteurCommissie Heroverweging Verwijdering Radioactief Afval
-
Datummaart 1983
Classificatie 1.01.4.20/03 (AFVAL - OPSLAG OP LAND - ALGEMEEN)
Voorkant

Uit de publicatie:

De Commissie Heroverweging Verwijdering Radioactief Afval heeft tot
taak de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer van advies te dienen met betrekking tot de vraag of -
met behoud van ten minste dezelfde waarborgen ten aanzien van volks-
gezondheid en milieu en van de arbeidsbescherming - een andere wijze
van verwijdering van uit Nederland afkomstig laag- en middelactief
vast afval dan door middel van het storten in de Atlantische Oceaan
kan worden ontwikkeld.
Volgens de toelichting door de Minister op de taak van de Commissie
zal het advies uitsluitend betrekking hebben op de thans jaarlijks
ontstane hoeveelheid radioactief afval (eventueel rekening houdend
met een natuurlijke groei, zoals die de afgelopen jaren is gebleken)
en voorzover deze soort radioactief afval geschikt is om te worden
verwijderd door middel van verpakt storten in de Atlantische Oceaan.
Onder verwijderen* wordt daarbij door de Commissie verstaan: het
onschadelijk maken van radioactief afval door dit gedurende een zoda-
nige periode af te zonderen, dat het door radioactief verval* niet
meer als radioactief afval behoeft te worden beschouwd, dan wel door
het afval op een zodanige wijze in het milieu te verspreiden, dat geen
schadelijke effecten meer te verwachten zijn.
Gezien de opdracht van de Minister beschouwt een meerderheid van de
Commissie het bestaan van het afval als een gegeven en wil slechts
ingaan op een vergelijking van een aantal mogelijkheden voor de
verwijdering van dit afval met het tot op heden gebruikelijke storten
ervan in de Atlantische Oceaan. Onderverdeling in verschillende catego-
rieën van radioactief afval met het oog op de verwerking ervan en de
verwijdering kan daarbij zin hebben, maar onderverdeling naar herkomst
niet. Dit betekent dat wanneer dit deel van de Commissie aanbevelingen
doet over de verwijdering van het aangeboden radioactief afval geen
enkele uitspraak wordt gedaan over de maatschappelijke aanvaardbaar-
heid van de processen waarbij dit afval ontstaat.
Een minderheid van de Commissie, die de toepassing van kernenergie als
niet-aanvaardbaar afwijst, en daarmee bij implicatie de verwijdering
van radioactief afval dat ontstaat bij daarmee samenhangende hande-
lingen, heeft een andere opvatting van de opdracht van de Minister.
Dit deel van de Commissie betoogt in wezen, dat indien door aanpassing
in het gebruik en hergebruik de radioactieve stoffen* in het aangebo-
den afval wordt beperkt tot radionucliden met een halveringstijd van
minder dan 15 jaar de afvalproblematiek zodanig verschuift, dat voor
de verwijdering ervan kan worden volstaan met een stevige bovengrondse
constructie.
Alvorens in te gaan op een heroverweging van de verschillende moge-
lijkheden voor verwijdering van uit Nederland afkomstig laag- en
middelactief vast afval (LAVA en MAVA*) gaat de Commissie eerst in op
het verschijnsel radioactiviteit en de met deze radioactiviteit samen-
hangende schadelijke effecten, vooral op de mens. Vervolgens wordt een
beschrijving gegeven van de stralingsbelasting uit natuurlijke
bronnen van radioactiviteit in de verschillende delen van het milieu,
* Zie verklarende woordenlijst.5
waarin het te beschouwen radioactieve afval eventueel verwijderd
zou kunnen worden. Belangrijke bijdragen tot deze natuurlijke stra-
lingsbelasting worden geleverd door kosmische straling uit het
heelal en een aantal natuurlijke radioactieve stoffen, die reeds
vanaf het ontstaan van de aarde aanwezig zijn geweest of hun verval-
produkten, met name de edelgassen radon-222 en radon-220.
Het te verwijderen radioactieve afval wordt voor een goede beoor-
deling van de mogelijkheden voor een eventuele afzonderlijke methode
van verwijdering opgesplitst in afval uit ziekenhuizen, uit onder-
zoekcentra en de industrie en uit kernenergiecentrales. Verreweg de
meeste radioactiviteit blijkt in de verband te staan met deze
laatste categorie van afval. Voor wat betreft het volume zijn de
eerste twee bronnen van radioactief afval het belangrijkst.
Uit een inventarisatie van de verschillende denkbare mogelijkheden
voor het verwijderen van radioactief afval heeft de Commissie zes
mogelijkheden voor nadere overweging geselecteerd. Vervolgens zijn
deze mogelijkheden beoordeeld aan de hand van een aantal toetsings-
criteria op het gebied van de volksgezondheid, het milieu,de arbeids-
bescherming en de technische en economische uitvoerbaarheid. Daarbij is
ook ingegaan op de bestuurlijke uitvoerbaarheid van de verschil-
lende methoden van verwijdering in Nederland. Bij deze heroverweging
heeft de Commissie geen absolute maatstaven aangelegd voor de beoor-
deling van de verschillende methoden van verwijdering, maar er is
per toetsingscriterium een afweging gemaakt met het storten van het
afval in de Atlantische Oceaan als referentiemethode. Zonder tot
nadere kwantificeringen over te gaan wordt daarbij telkens aange-
geven in hoeverre een bepaalde methode van verwijdering gunstiger,
vergelijkbaar of ongunstiger wordt beoordeeld dan het storten in de
Atlantische Oceaan. De resultaten van deze heroverweging zijn verwerkt
tot een aantal conclusies.
Ten aanzien van de gehanteerde wetenschappelijke overwegingen is waar
mogelijk verwezen naar de gebruikte literatuur. Een verklarende
woordenlijst over de gehanteerde terminologie sluit het rapport af.

Deze publicatie is digitaal beschikbaar in de Laka-biblitoheek maar de pdf staat niet online.
Mail ons (info@laka.org) als u de pdf toegestuurd wilt krijgen (met onderwerp, volgnummer en titel). U kunt natuurlijk ook langskomen.