Publication Laka-library:
Evaluatie publiek aandeelhouderschap COVRA N.V.
Author | Min.Financiën |
![]() |
1-01-9-10-53.pdf |
Date | February 2018 |
Classification | 1.01.9.10/53 (COVRA INTERIM WASTE STORAGE - GENERAL) |
Remarks | Vrijgegeven in februari 2020 na een wob-verzoek |
Front |
From the publication:
Samenvatting De kern van het nationaal beleid voor radioactief afval is dat al het radioactieve afval uit Nederland door COVRA moet worden ingezameld, verwerkt en verpakt tot een product dat veilig kan worden opgeborgen op een plaats waar straling geen kwaad kan. In eerst instantie in een bovengrondse opslag in speciaal daarvoor ontworpen gebouwen, uiteindelijk rond 2130 in een definitieve (geologische) eindberging. Bescherming van mens en milieu is hierbij het uitgangspunt, evenals minimalisatie van de hoeveelheid afval. COVRA is opgericht in 1982, waarbij de Staat 10% van de aandelen in handen kreeg en de grootste leveranciers van (hoog)radioactief afval (EPZ, GKN en ECN) het overige deel van de aandelen. Vanaf de oprichting gold dat COVRA in principe kostendekkend diende te opereren, waarbij alle kosten, met inbegrip van de kosten van eindberging in de verre toekomst, op de producenten van het afval werden verhaald. COVRA werkt daarbij met een systeem van finale kwijting; COVRA brengt bij overdracht van het afval in één keer alle kosten in rekening voor de opslag en de eindberging. Na overdracht wordt COVRA eigenaar van het afval en de daaraan verbonden (financiële) risico's. Het is inherent aan de lange periode van beheer van het afval (vanwege vervalperiode van de radioactiviteit) die veel langer is dan de bedrijfsduur waarbinnen de exploitatie inkomsten liggen, dat er een restrisico blijft voor de Staat rondom het beheer van radioactief afval. In Nederland is voor een systeem gekozen waarbij de kosten van het beheer zoveel mogelijk gedurende de exploitatieperiode worden afgerekend. De financiële positie van COVRA kwam door het opschorten van de uitbreiding van het kernenergieprogramma en het succes van het overheidsbeleid om het ontstaan van radioactief afval terug te dringen, onder druk te staan. Eind jaren negentig werd de energiemarkt geliberaliseerd en werd, mede op basis van het advies van de Commissie Herkströter, besloten tot overname van alle aandelen in COVRA door de de staat. Hierbij werden met de uittredende aandeelhouders de voorziene verliezen verrekend op basis van destijds gemaakte veronderstellingen over opslagkosten, eindbergingskosten en rendement. De uittredende aandeelhouders (EPZ, GKN en ECN) werden daarbij finaal gekweten, waarmee de staat als enig aandeelhouder bepaalde risico's op zich nam. Overheidsbemoeienis met radioactief afval is goed te rechtvaardigen. In de eerste plaats omdat onzorgvuldig omgaan met dit afval kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties. In de tweede plaats omdat de zeer lange termijn dat radioactief afval zorgvuldig moet worden beheerd, een normale bedrijfshorizon in ruime mate overstijgt. COVRA beoogt een prijs te vragen voor haar diensten aan marktpartijen waarmee zij in staat is om haar activiteiten zelf te financieren en daarmee recht te doen aan het principe 'de vervuiler betaalt". Zolang de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming voldoende kan worden geborgd door middel van wet- en regelgeving, vergunningverlening, publiek aandeelhouderschap en COVRA in bedrijfsmatige manier kan voorzien in haar taak, is het model van een staatsdeelneming toereikend. Door middel van de huidige vormgeving met een staatsaandeelhouderschap dat wordt vervuld door het ministerie van Financiën, wordt geborgd dat de operationele taken rondom verwerking en opslag van radioactief afval, de rol van aandeelhouder en de rol van beleidsmaker/toezichthouder (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat - ANVS) duidelijk zijn gescheiden. Uit de evaluatie blijkt dat het aandeelhouderschap een aantal extra sturingsmogelijkheden biedt bovenop wet- en regelgeving. Wel zijn er enkele aandachtspunten en ontwikkelingen in de nucleaire sector die invloed kunnen hebben op de (toekomstige positionering van) COVRA. Dossiers die relevant zijn voor COVRA zijn ontwikkelingen op het historisch afval dossier in Petten. en de timing van de ontmanteling van de Kerncentrale Dodewaard. De eventuele rol van COVRA bij deze dossiers is beleidsmatig zeer relevant waar het gaat om de positie van COVRA in het volledige stelsel. Deze beleidsmatige verantwoordelijkheid is belegd bij de staatssecretaris van I&W. Een andere relevante ontwikkeling voor de COVRA-organisatie is het nieuw vast te stellen beleggingsstatuut van COVRA. Het ligt in de rede om te bezien of dit bijdraagt aan de financiële soliditeit van COVRA, dat de afgelopen jaren verliezen heeft geleden die voornamelijk voortkwamen uit het achterblijven van het rendement op de financiële middelen. Het achterblijven van de rendementen is één van de risico's die COVRA overneemt zodra COVRA bij het aannemen en afrekenen van het afval eigenaar wordt van het afval. Bij een staatsdeelneming is het bestuur - onder toezicht van de rvc - verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering en heeft de Staat als aandeelhouder meer indirecte sturing op het bedrijf dan in het geval van bijvoorbeeld een agentschap of ZBO. In het eindrapport van de hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap is aanbevolen om de mogelijkheden voor internationale samenwerking op het gebied van eindberging te onderzoeken en daarnaast te kijken naar het beleid en wet- en regelgeving rond opslag en de eindberging en de rol van C0VRA.l Wijzigingen in de beleidsvisie rondom radioactief afval zouden ertoe kunnen leiden dat de huidige positie van COVRA in dit volledige systeem wijzigt. Dit zou ertoe kunnen leiden dat een structuur van staatsaandeelhouderschap minder passend is dan bijvoorbeeld een structuur "dichter bij" de overheid, zoals een agentschap of ZBO. Een directere sturingsrelatie ligt meer voor de hand als er ook een directere bekostigingsrelatie is met het Rijk of als het Rijk een directere sturing wil op de operatie. Deze situatie zou in de toekomst kunnen ontstaan als COVRA niet in staat blijkt om nog langer op bedrijfsmatige manier - zonder (structurele) steun van de overheid - in haar taak te voorzien. Of op het moment dat er de toezichthouder of beleidsverantwoordelijke een meer directe invloed wil hebben op de operationele gang van zaken. In de huidige situatie is de bestaande structuur van een staatsdeelneming echter nog toereikend en is de conclusie van deze evaluatie derhalve om de huidige situatie ongewijzigd voort te zetten.