Publication Laka-library:
Advies voor richtlijnen voor milieueffectrapport Modificatie Hogeflux Petten
Author | Commissie MER |
1-01-8-51-11.pdf | |
Date | 2002 |
Classification | 1.01.8.51/11 (PETTEN RESEARCH LOCATION - HFR) |
Front |
From the publication:
11. SAMENVATTING VAN HET MER.............................................................11 1. INLEIDING Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de Europese Commissie is vergunninghouder van de hogefluxreactor (HFR) te Petten. De Nuclear Research and consultancy Group (NRG) 1 is belast met de bedrijfsvoe- ring en de commerciële exploitatie van de reactor. De HFR is een nucleaire onderzoeksreactor (type licht water gekoeld) met een maximaal vermogen van 50 MWth. De reactor fungeert als neutronenbron voor civiel, technologisch en wetenschappelijk onderzoek, en als producent van radio-isotopen. GCO als vergunninghouder en NRG als bedrijfsvoerder hebben het voornemen om van hoog verrijkt uranium (HEU: high enriched uranium) om te schakelen op laag verrijkt uranium (LEU: low enriched uranium) als splijtstof voor de HFR. Daarnaast worden mogelijk aanpassingen in de HFR doorgevoerd, die bedoeld zijn om de veiligheid verder te verhogen en die voortvloeien uit een veiligheidsevaluatie van de gehele installatie. De voorgenomen wijzigingen van de inrichting vereisen aanpassing van de vergunning in het kader van de Kernenergiewet (Kew). Mogelijk zijn ook vergunningen ingevolge de Wet ve r- ontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de Wet op de waterhuishouding (Wvh) benodigd. Ten behoeve van de besluitvorming over de vergunningaan- vraag in het kader van de Kew wordt een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Bevoegde gezagsorganen voor de vergunningverlening in het kader van de Kew zijn de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu- beheer (coördinatie), van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkge- legenheid, van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Voor de vergunningen ingevolge de Wvo zijn Rijkswaterstaat voor wat betreft lozingen op de Noordzee, respectievelijk het Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier voor wat betreft lozingen op andere wateren het bevoegd gezag. Bij brief van 30 oktober 2001 is de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de richtlijnen voor het milieueffectrapport 2 . De m.e.r.-procedure ging van start met de ken- nisgeving van de startnotitie in de Staatscourant van 31 oktober 2001 3. Dit advies is opgesteld door een werkgroep van de Commissie voor de m.e.r.4. De werkgroep treedt op namens de Commissie voor de m.e.r. en wordt verder in dit advies ‘de Commissie’ genoemd. Het doel van het advies is om aan te geven welke informatie het MER moet bevatten om het mogelijk te maken het milieubelang volwaardig in de besluitvorming mee te wegen. De Commissie heeft kennis genomen van de inspraakreacties en adviezen5, die zij van het bevoegd gezag heeft ontvangen.