Publication Laka-library:
Rapport over mogelijkheden van opslag van radioactieve afvalstoffen in zoutvoorkomens in Nederland
Author | I.C.K. Interdepartementale Commissie Kernenergie |
1-01-4-30-22.pdf | |
Date | April 1979 |
Classification | 1.01.4.30/22 (WASTE - GEOLOGICAL DISPOSAL IN SALT/CLAY) |
Front |
From the publication:
Rapport over de mogelijkheden van opslag van radioactieve afvalstoffen in zoutvoorkomens in Nederland Interdepartementale Commissie voor de Kernenergie Minister van Economische Zaken 's-Gravenhage, 29 mei 1979 Samenvatting en conclusies 1. Er is in vele landen van de wereld omvangrijk onderzoek gedaan in verband met het radioactieve afval dat ontstaat bij de produktie van elektriciteit door middel van kernenergie. Een deel van dat afval dient namelijk voor lange tijd geïsoleerd te worden van de leefomgeving (biosfeer). De beste methode die thans daarvoor beschikbaar is, is ondergrondse opslag in bepaalde geologische formaties. Voor Nederland zou dit wellicht kunnen in een zoutkoepel. Over deze materie is in Nederland voor het eerst in 1975 een rapport verschenen: «Radioactieve afvalstoffen in Nederland bij een vermogen aan kernenergiecentrales van 3500 MWe» (Rapport-1975). Dit rapport werd uitgebracht door de Subcommissie Radioactieve Afvalstoffen (Subcommissie RAS) van de Interdepartementale Commissie voor de Kernenergie (ICK). De Minister van Economische Zaken deed vervolgens op 19 januari 1976 in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mededeling van de beslissing van de Regering om een onderzoek te laten instellen naar de verschillende fasen van de verwerking van radioactief afval. In 1977 bracht daarop de al genoemde subcommissie verslag uit, het «Eerste Interimrapport betreffende de mogelijkheden van opslag van radioactieve afvalstoffen in zoutvoorkomens in Nederland» (Rapport-1977). Het thans uitgebrachte rapport (Rapport-1979) geeft een samenvattend overzicht van de resultaten van het onderzoek dat tot nu toe verricht is. Behalve de al genoemde studies omvat het de studies en onderzoeken van vijf werkgroepen1 en dat wat er bekend is van onderzoeken in het buitenland.