voorjaar 2000

De link tussen kernenergie en kernwapens

De link tussen kernwapens en (civiele) kernenergie wordt vaak door de kernindustrie ontkend. De verspreiding van kernwapens en/of kernwapentechnologie wordt nucleaire proliferatie genoemd. De civiele kernindustrie is vaker wel dan niet de bron van proliferatie. De risico's van proliferatie zullen altijd onder ons zijn zo lang de civiele en militaire kernindustrie blijft voortbestaan.

De mythe van 'het vreedzame atoom' kan eenvoudig worden ontmaskerd. Alleen al de verschillende stappen in de civiele keten van de kernindustrie zijn dezelfde voor de militaire kernindustrie: van uraniummijnbouw tot uraniumverrijking, van fabricage van splijtstof tot opwerking: alle stappen, materialen, technologie, en uitrusting zijn hetzelfde. Vergeleken met de militaire keten ontbreekt slechts een stap in de civiele kernketen: de productie van de kernwapens zelf.
Maar zowel civiele als militaire uraniumverrijkingsfabrieken kunnen hoog verrijkt uranium produceren: het is dezelfde technologie. Overigens wordt ook het bijproduct verarmd uranium zowel voor civiele (contragewichten) als militaire doeleinden (thermo-nucleaire wapens, conventionele wapensystemen) aangewend.

Hetzelfde is van toepassing voor uraniummijnbouw: militair uranium is precies hetzelfde als civiel uranium. Zo is er ook geen enkel verschil tussen civiele en militaire opwerkingsfabrieken: beiden gebruiken dezelfde technologie om het plutonium van de gebruikte splijtstof te scheiden. Een andere mythe die door de kernindustrie wordt gepropageerd is dat plutonium van civiele kernfabrieken niet kan worden gebruikt voor de productie van kernbommen. Dat is niet waar: 'civiel' ('reactor-grade') plutonium explodeert ook in kernbommen net als 'militair' ('weapons-grade') plutonium.
Niettemin, de commerciele of civiele kernindustrie beweert graag dat het opwekken van kernergie geen invloed heeft op kernproliferatie. Om hun standpunt te rechtvaardigen refereren ze aan een internationale organisatie en een internationaal verdrag dat samen zou moeten verzekeren dat er geen proliferatie plaatsvindt: het IAEA en het NPV.

Het IAEA
Het in Wenen gevestigde Internationaal AtoomEnergie Agentschap (IAEA) is de officiële nucleaire waakhond van de Verenigde Naties. Het werd opgericht in 1958, op instigatie van hoofdzakelijk de VS, om de acceptatie en verschijning van civiele kernenergie mogelijk te maken. Het IAEA is een zeer omstreden instituut. Het heeft ernstige tekortkomingen, die voor een groot deel het gevolg zijn van de conflicterende dubbele taak van het agentschap: de promotie van commercieel gebruik van kernenergie en safeguarding (beveiliging,waarborging) van het vreedzaam gebruik van kernenergie.
Het IAEA ziet de promotie van kernenergie als hun prioriteit. Het nucleaire safeguards-systeem functioneert voornamelijk om het bestaan van de civiele kernindustrie mogelijk te maken. Als er geen nucleaire handel is zonder het IAEA/NPV safeguards-systeem, kan de kernlobby claimen dat hun handel zonder risico's van proliferatie is.
Safeguarding wordt gedaan door het controleren van splijtstofmaterialen en kerninstallaties in de niet-kernwapenstaten (alle leden van het verdrag uitgezonderd de vijf verklaarde kernwapenstaten: Rusland, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en China) om te garanderen dat deze materialen of installaties niet worden gebruikt voor kernwapens. De taak van een 'vroege detectie van significante hoeveelheden van splijtstoffen' is gelegd op de schouders van het IAEA.

Het IAEA heeft drie belangrijke tekortkomingen:
- Ten eerste, het IAEA controleert alleen civiele kerninstallaties en materialen. Het NPV verlangt niet van het IAEA om de vijf officiële kernwapenstaten te controleren, hoewel de meerderheid van de kerninstallaties en splijtstofmaterialen in deze vijf landen wordt gevonden: de VS, Rusland, China, het VK en Frankrijk, en hoewel proliferatie ook in deze landen gebeurt.
- Ten tweede, registreerde het IAEA gedurende meer dan tien jaar niet de geheime kernwapenprogramma's van Zuid-Afrika, Irak en Noord-Korea totdat Zuid-Afrika daadwerkelijk kernwapens ging produceren of tot Irak en Noord-Korea bijna er in slaagden om ze te maken. Zowel Iraq als Noord-Korea waren IAEA en NPV lidstaten. Het IAEA had dus toegang tot hun nucleaire plaatsen. Niettemin, het IAEA registreerde niets, onderzocht en keek niet naar geheime kerninstallaties, omdat de respectievelijke regeringen deze installaties niet rapporteerden aan de IAEA. In alle drie de landen werden veel gevallen van smokkel en geheime importen gepubliceerd in de vakliteratuur. Het IAEA moet hebben 'gehoord, gezien maar gezwegen': ze hebben de wijdverbreide beschikbare informatie niet opgemerkt of genegeerd. En deze officiële VN-organisatie verzekert ons keer op keer in hun Jaarlijkse Safeguards Rapporten dat er geen gevallen van kernproliferatie plaats hadden gevonden gedurende dat jaar.
- Ten derde, in de Europese Unie, Euratom past safeguards regelgeving en controles toe op hun eigen installaties en materialen. Het IAEA is afhankelijk van Euratom voor hun gegevens en controleren slechts de boeken. Dit is niets meer dan zelf-controle. Dit geeft een slecht voorbeeld voor andere regio's, die ook zo'n soort van zelf-controle wensen. Door safeguarding van hun eigen grondgebied bespaart Euratom geld voor het IAEA dat altijd fondsen tekort komt. Maar om de zaken slechter te maken in het algemeen: het IAEA heeft niet voldoende middelen om hun controlerende taak ten uitvoer te brengen. Voor ongeveer 15 jaar had hun safeguard begroting een nulgroei, ondanks een meer dan 50 procent toename van het aantal kerninstallaties en hoeveelheid nucleaire materialen over die periode.

Het NPV
Het non-proliferatieverdrag stamt uit 1968 en werd van kracht in 1970, voor een periode van 25 jaar. De nucleaire status quo in 1970, toen vijf landen kernwapens bezaten, werd aanvaard als een fait accompli. Op the herzieningsconferentie van 1995 werd het NPV voor onbepaalde tijd verlengd. Iedere vijf jaar wordt een herzieningsconferentie gehouden om de uitwerking van het NPV te evalueren en te kijken naar verdere implementatie, met name de voortgang van ontwapening in de vijf kernwapenstaten. Het NPV pretendeert het wereldwijde framework te zijn om verdere proliferatie te voorkomen. Deze pretentie is grotendeels vals. Het NPV heeft veel achterdeurtjes: als een land minder dan een 'significante hoeveelheid van splijtstofmateriaal' jaarlijks voor een ander doel zou aanwenden, gedurende een aantal jaar, zou deze afwijking niet worden gerapporteerd. En het land zou genoeg nucleair materiaal hebben om een of meer kernwapens te produceren, zonder het NPV te overtreden. Maar de cijfers voor significante hoeveelheden zijn ook verouderd. Moderne ontwerpen van kernwapens hebben slechts twee tot drie kilogram plutonium nodig in plaats van acht (wat het offciele SQ-nummer is). Vrij recent werd een ander achterdeurtje ontdekt: bepaalde isotopen (neptunium-237 en americium-241), aanwezig in kernafval kunnen worden gebruikt voor de productie van kernwapens. Het NPV vermeldt niet of geeft geen opdracht deze kernmaterialen onder toezicht te brengen van de safeguards-regelgeving van het IAEA. De VS blijken dit feit al 50 jaar te weten, maar hielden het geheim, tot dat ze zich eind 1998 realiseerden dat het tijd was om het bekend te maken. De reden: begin jaren '90 begonnen een paar landen, waaronder met name Japan, de mogelijkheid te onderzoeken om de twee isotopen te scheiden van gebruikte splijtstof (kernbrandstof uit kerncentrale) om de opslag van hoog actief afval makkelijker te maken. Omdat ze al commercieel gebruik van kernenergie hebben, zouden ze het mogelijk te koop kunnen aanbieden op de open markt.

Voorbeelden van proliferatie
Drie categorien van proliferatie kunnen worden onderscheiden:
1. Verticale proliferatie: Dit vindt plaats binnen de vijf geaccepteerde kernwapenstaten en/of de drie de facto kernwapenstaten. Het omvat: productie van meer kernwapens, ontwerp en onderzoek van nieuwe typen kernwapens.
2. Horizontale proliferatie: De verspreiding van kernwapens naar niet-kernwapenstaten, heimelijk of openlijk.
3. Latente proliferatie: De realisatie van een civiele nucleaire infrastructuur, waarmee de productie van kernwapen-materialen in niet-kernwapenstaten mogelijk wordt gemaakt. Meer dan twintig niet-kernwapenstaten hebben civiele kernenergieprogramma's. Wijdverspreid commercieel nucleair gebruik zou 'een kernwapens-wereld in wording' kunnen creeren.
De lijn tussen horizontale en latente proliferatie is soms moeilijk te trekken.

1. Verticale Proliferatie
De vijf kernwapenstaten zijn voortdurend bezig met het moderniseren en handhaven van hun voorraden kernwapens. Hoewel ze allemaal het NPV hebben ondertekend, waarin ze beloven dat 'ze het als hun principiële doel beschouwen om zo spoedig mogelijk een algemene en complete nucleaire ontwapening te bereiken', geen van hen is van plan om dat tot nul te reduceren.
Na lange onderhandelingen komen de VS en Rusland overeen hun nucleaire voorraden in te krimpen. Op basis van deze zogenaamde START (Strategic Arms Reduction Talks) I - overeenkomst werden hun voorraden van strategische wapens verminderd tot 6000 aan elke kant. Verdere reducties tot 3500 elk zijn overeengekomen in START II. De ratificatie van START II is verscheidene keren door het Russische en Amerikaanse parlement uitgesteld. De Russische Doema zag in de NAVO-bombardementen op Servie een nieuwe reden voor vertraging.
Discussies over verdere ontwapening, START III, zijn al jaren gaande zonder - tot nog toe - concrete resultaten. De drie andere kernwapenstaten hebben nog niet gediscussieerd over nucelaire ontwapening.

2. Horizontale Proliferatie
Een groot aantal landen die eens probeerden of nog steeds bezig zijn te proberen kernwapens te verkrijgen door illigale of legale import van 'civiele' nucleaire kennis en uitrusting van andere landen. Israel, India, Pakistan, Zuid-Afrika slaagden erin. Zuid Afrika is het enige land dat kernwapens verkreeg (ten tijde van het apartheidsregime) en ze vrijwillig vernietigde (na de apartheid). De lijst van landen die eens geheime kernwapenprogramma's hadden is te lang om hier te vermelden. Enige voorbeelden zijn: Australie, Duitland, Roemenie, Zweden, Zwitserland, Zuid Korea, Joegoslavie. Andere landen zoals Noord-Korea, Irak, Iran en Algerije zijn het nog steeds aan het proberen. Uraniumverrijking en -opwerking technologieën zijn de meest gewilde, omdat ze kernwapenmaterialen produceren. Verrijkingstechnologie van het Duits-Brits-Nederlandse bedrijf Urenco werd gestolen, gesmokkeld en verkocht aan Pakistan, Irak en Brazilie. Rusland verkocht uraniumverrijkingsfabrieken aan China: China verkoopt het aan Pakistan, dat het weer verkoopt aan Noord-Korea.

3. Latente Proliferatie
Misschien wel de meest gevaarlijke vorm van proliferatie en zonder meer de grootste categorie van landen is de groep die de noodzakelijke kernindustrie infrastructuur heeft en in staat is kernwapenmaterialen te produceren, in hoeveelheden die vaak veel groter zijn dan nodig voor hun civiele kernprogramma. Als landen van deze groep zouden besluiten kernwapens te produceren, zouden ze dat binnen een jaar kunnen doen. Voorbeelden varieren van landen zoals Belgie, Nederland en Zwitserland tot landen als Taiwan, Japan en Zuid-Korea. Als Noord-Korea zou slagen in het produceren van kernwapens zouden hun buren zich bedreigd kunnen voelen en besluiten ze ook te produceren. Japan, Zuid-Korea en Taiwan hebben allemaal geavanceerde en grote kernenergie infrastructuren en ook geavanceerde raketprogramma's. Vooral landen met opwerkingsfabrieken en/of uraniumverrijkingsfabrieken hebben de capaciteit om grote hoeveelheden kernwapenmaterialen te produceren. Voorraden van gescheiden of geisoleerd plutonium kan oplopen tot in de duizenden kilogrammen. Het toenemend gebruik van MOX-brandstof (MOX = Mixed OXides; een mix van uranium en plutonium) en daardoor gebruik, handel, transporten en beschikbaarheid van plutonium zou latente proliferatie verder versterken.

Quod licet lovi, non licet bovi
De grenslijn tussen de officieel geaccepteerde kernwapenstaten en de niet-kernwapenstaten, de 'haves' en de 'have nots' werd arbitrair getrokken in 1970. Dat onderscheid tussen 'Goden en
koeien' [Quod licet lovi, non licet bovi: wat God vrij is te doen, is verboden voor koeien], is nog steeds een twistappel.
Het is niet louter toeval dat de vijf kernwapenstaten de vijf permanenente leden zijn van de VN-Veiligheidsraad. Het is een onrechtvaardig onderscheid, die officieel is gesanctioneerd door het NPV. Het bezit van kernwapens wordt op die manier beloond door een grotere politieke invloed: de status van het behoren tot de club van supermachten. Israel, India, Pakistan lijken allemaal meer serieus te worden genomen sinds ze kernwapens hebben. Meer landen zouden de verkrijging van zo'n status willen wensen.

Geen grenslijn
De grenslijn tussen civiel en militair gebruik van kernenergie bestaat duidelijk meer in theorie dan in de praktijk, zoals we hierboven hebben kunnen zien. Kernproliferatie begint vaker wel dan niet vanuit landen met civiele kernenergieprogramma's. In de meeste gevallen is die grenslijn non-existent. Een voorbeeld werd recentelijk geleverd door de VS: De VS besloot om tritium te produceren, voor hun kernwapens, in civiele Amerikaanse kerncentrales.
 
 

Dit artikel verscheen in WISE News Communique 509/510 - 11 Mei 1999; p5. ('Vrouwen-special')
Vertaling en bewerking: Henk van der Keur, Stichting Laka

 terug naar boven