Gepubliceerd 25 augustus 1992

Voedselbestraling heeft eigenlijk alleen nadelen


In Nederland is sinds 1 augustus 1992 de Warenwet Doorstraalde Producten van kracht. Het bestralen van producten is gebonden aan een vergunning, administratieplicht en etikettering. Op de etiketten hoort dus aangegeven te zijn dat het product bestraald is. De volgende producten mogen in Nederland bestraald worden: kruiden en specerijen, garnalen, vlees van pluimvee, graanvlokken, peulvruchten, gedroogde groenten, kikkerdelen (tillen), gedroogde zuidvruchten en diepvriesmaaltijden voor dieetpatiënten.

Hoewel er al heel lang producten doorstraald worden in Nederland — in 1969 is er voor het eerst toestemming gegeven voor aardappelen en uien — is er nu pas een regeling. De voorstanders van voedselbestraling hebben zo lang een regeling kunnen tegenhouden, omdat die hen beperkingen oplegt. Daarnaast vrezen ze dat de consument de producten laat liggen als aangegeven is dat ze bestraald zijn. Voedselbestraling is een conserveringsmethode waarbij levensmiddelen door een radioactieve bron met gammastraling worden bestraald. De stralen gaan door het voedsel heen zodat schadelijke organismen worden gedood zonder dat het voedsel radioactief wordt. De voorstanders zien het als de ideale methode om voedset te conserveren; tegenstanders vinden dat bestraling niet nodig is als voedsel gezond is.
Tot nu toe is in de discussie de meeste aandacht uitgegaan naar het verlies van voedingswaarde van bestraalde producten. Er kleven echter meer bezwaren aan bestraling.

Controle

Ten eerste zijn er geen controlemogelijkheden: achteraf valt zelden te constateren of een product bestraald is of niet. Daarmee wordt het wel gemakkelijk om de Warenwet Doorstraalde Producten te ontduiken.
Het tweede punt is de verdoezelende werking van voedselbestraling: het voedsel kan onhygiënisch geproduceerd worden en aan het eind van de productieketen worden ‘bijgesteld’ door de bacteriën te doden. In ‘86 is een enorme bestralingsfraude aan het licht gekomen, waarbij bedorven vis die in het buitenland was afgekeurd, naar Nederland is vervoerd om bestraald te worden. Daarna werd het weer geïmporteerd door het land van herkomst.
Ten derde wordt voedselbestraling gezien als een oplossing voor het hongerprobleem in de Derde Wereld. Door het voedsel te bestralen kan het langer opgeslagen worden en is het minder aan bederf onderhevig. Er wordt daarbij voorbijgegaan aan het feit dat dit voedsel alleen langer houdbaar is als het onder optimale condities wordt opgeslagen. Granen zijn bij voorbeeld kwetsbaarder geworden na bestraling en dienen te worden bewaard bij juiste temperatuur en vochtigheidsgraad.
Voedselbestraling is een dure conserveringsmethode, waarvoor de meeste Derdewereldlanden geen geld hebben. Dat betekent dat alleen grote exportbedrijven de techniek kunnen toepassen. De kloof tussen arm en rijk wordt groter, de verbeterde voedselkwaliteit (?) komt niet ten goede aan de arme bevolking. Degenen die vooral van het bestralen profiteren, zijn de grote bedrijven en de atoomindus-trie, die een steeds grotere afzet-markt creëert.
Twee laatste bezwaren, de veiligheid van burgers en werknemers in de voedingsindustrie en het belang van de atoomindustrie, worden hierna nader bekeken.

Veiligheid

Voedselbestraling is een conserveringsmethode met grote gevaren voor bevolking en werknemers, zeker in vergelijking met andere conserveringstechnieken. De bestralingsbron bestaat uit radioactief kobalt-60 of cesium-137. Kans op besmetting is wel degelijk aanwezig. De gevolgen van blootstelling aan straling zijn niet altijd direct merkbaar. Grote stralingsdoses kunnen dodelijk zijn, directe gevolgen variëren van hoofdpijn en misselijkheid tot de dood. Lage doses straling kunnen op langere termijn dodelijk zijn door een verhoogd risico op kanker, erfelijke afwijkingen of afgenomen weerstand.
>Als voedselbestraling een meer toegepaste methode wordt, komen er meer bestralingsinstallaties, met de onvermijdelijke consequentie dat steeds meer mensen in de nabijheid van dergelijke installaties wonen en werken. Het resulteert ook in meer transporten van radioactief materiaal voor dergelijke installaties, en in productie van meer radioactief afval.
Er bestaat nergens ter wereld een veilige oplossing voor het afvalprobleem. Vaak is het zelfs zo dat er zeer onverantwoordelijk met radioactief materiaal wordt omgegaan. Een oud-ijzerhandelaar in Goiania, Brazilië, vond in 1987 een stalen doos met cesium-137, die hij openbrak. In totaal werden 250 mensen stralingsziek waarvan er veertien stierven. Mogelijk zullen later nog 5000 mensen kanker krijgen. Het cesium was afkomstig van een be-stralingsbron voor medische doel-einden.
De problematiek rond het werken met radioactief materiaal is niet nieuw. Bij de productie van kernenergie spelen dezelfde factoren een rol  Boven op de kerncentrales die overal ter wereld staan, komt dan nog het groeiende aantal voedselbestralings-installaties, met alle gevolgen voor milieu en gezondheid van dien. Op 21 juni 1990 ontstond er in de voedselbestralings-installatie Sor-Van in Israël een verstopping in de transportband die het voedsel langs de bestralingsbron moet leiden. Om de schade te herstellen betrad een werknemer de bestralingsruimte door een aantal veiligheidsvoorschriften te omzeilen. Na een minuut voelde hij zich ziek en verliet de ruimte. De bron bleek niet te zijn ondergedompeld in water, zoals automatisch had moeten gebeuren zodra hij de ruimte betrad. Daardoor ontving hij een grote dosis straling; hij overleed na 36 dagen. Bij een onderzoek bleken de veiligheidsvoorzieningen niet goed te werken. Deze affaire is juridisch in de doofpot gestopt.
Daar werknemers en bevolking risico’s lopen, zou van de overheid verwacht mogen worden dat er strenge normen gehanteerd worden. Het tegenovergestelde blijkt het geval te zijn: de huidige normen dateren uit 1957, toen nog gedacht werd dat straling in kleinere hoeveelheden niet schadelijk zou zijn. Minister Alders van Volksgezondheid deed in 1990 een poging de normen aan te scherpen. Geconfronteerd met protesten uit de atoomlobby en bouwnijverheid zag hij er voorlopig van af en besloot te wachten op Europese besluiten. Nu twee jaar later is er nog niets ver-anderd, de normen uit 1957 gelden nog steeds.

Atoomlobby

Wereldwijd wordt voedselbestraling door de atoomlobby gepro-moot omdat het een manier is om de afzetmarkt van nucleaire technologie te vergroten. Dat gebeurt op twee manieren: direct doordat er meer materiaal nodig is, zoals bestralingsbronnen en -installaties, en indirect omdat voedselbestraling een grote rol moet spelen in maatschappelijke acceptatie van kernenergie. Ten eerste zou het een ‘vriendelijke’ vorm van kernenergie zijn die schadelijke organismen doodt, ten tweede omdat voedselbestraling als oplossing van het afvalprobleem wordt genoemd, daar cesium-137 teruggewonnen kan worden uit kernafval.
De atoomlobby die voedselbestra-ling promoot, is in twee delen te verdelen. Het eerste deel bestaat uit officiële instanties als het IAEA (lnternationaal atoomenergie agentschap) en DoE (Department of energy, het ministerie van energie in deVS). Het IAEA heeft een aantal taken waarvan promotie van het ‘vreedzaam gebruik van kernenergie’ een belangrijke is. In 1986 ontwikkelde het een marketing plan om voed-selbestraling te promoten. In samenwerking met de FAO (Voedsel en Landbouworganisatie van de VN) is het IAEA hard bezig Derdewereldlanden voedselbestraling op te dringen. Dat blijkt o.a. uit de cursussen die ze samen in die landen geven, en uit de richting van hun onderzoek. Een aanzienlijk gedeelte van het budget van het IAEA wordt gestoken in het overtuigen van wetenschappers van het belang van voedselbestraling. Het DoE, in de VS o.a. verantwoordelijk voor de productie van plutonium voor kernwapens, begon een campagne om in de Amerikaanse bestralingsindustrie meer cesium-137 te gaan gebruiken. Cesium komt vrij bij de kernwapenproductie. Verder zou door het gebruik van cesium voor bestraling de hoeveelheid kernafval verminderd worden.
De achterliggende gedachte was waarschijnlijk dat bij grote toepas-sing van cesium ook de kernwapenfabrieken niet meer voldoende konden leveren. Dan zou uranium uit commerciële centrales moeten worden opgewerkt voor productie, terwijl dat juist sinds 1982 verboden is om te voorkomen dat plutonium uit deze kerncentrales in kernwapens terechtkomt. Dit is nu juist wat het DoE wel wilde: extra plutonium. Sindsdien is het aantal bestralingsfabrieken met cesium wel uitgebreid, maar er is nog geen commercieel uranium opgewerkt.

De andere tak van de lobby bestaat uit bedrijven die de nucleaire technologie leveren. De grootste produ-cent van kobalt-60 is de Canadese firma AECL (Atomic Energy Canada, Ltd.). AECL beheerst 80 tot 90 procent van de markt op dit gebied. Behalve producent van kobalt is AECL ook een van de grootste kerncentralebouwers ter wereld. Een ander bedrijf dat bestralingsinstallaties levert, is AEC uit de voormalige Sovjet-Unie. In 1986 bouwden zij 8 procent van de bestralingsinstallaties en AECL 50 procent. Het belang van de atoomlobby is erg groot en er gaat veel geld in om. Het is een methode om de omstreden kernenergie maatschappe-lijk acceptabel te maken en de afzetmarkt voor nucleaire technologie te vergroten.

Al met al is er geen enkele steekhoudende reden om bestraald voedsel te kopen, en zijn er veel redenen om het juist niet te doen. En sinds 1 augustus kunnen we eindelijk kiezen door de verplichting dat op het etiket aangegeven wordt dat het om bestraalde producten gaat.
 

Gepubliceerd 25 augustus 1992 in Trouw